Voormalig hoofd Landschapsarchitectuur Noël van Dooren promoveert aan de Universiteit van Amsterdam

Gepubliceerd op

Noël van Dooren, voormalig hoofd van de opleiding Landschapsarchitectuur van de Academie van Bouwkunst, doet promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam naar nieuwe representatievormen voor de hedendaagse landschapsarchitectuur, gericht op hun toepassing in de vakpraktijk en het onderwijs. Professor Erik de Jong, die de zogeheten Artisleerstoel bekleedt, treedt op als zijn promotor.

'De natuur vormt zich niet binnen één dag'

Interview met Noël van Dooren



‘Ik wil met mijn onderzoek naar het tekenen in de hedendaagse landschapsarchitectuur een debat op gang brengen waarin kritisch wordt gereflecteerd op representaties in de ontwerpende disciplines. Mijn onderzoek moet ook bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het vak landschapsarchitectuur. Ik wil de studenten van de Academie hier actief bij betrekken, zij kunnen materiaal genereren en een platform bieden voor de gedachten die zich in de loop van mijn onderzoek ontwikkelen. Mijn belangstelling gaat uit naar de voor de landschapsarchitectuur zo specifieke groei, dynamiek en onzekerheid.

Die gegevens zie ik weinig terug in de ontwerptekeningen. Dat komt omdat de landschapsarchitectuur vooral gebruik maakt van representatievormen die ontleend zijn aan de architectuur: de plattegrond, de doorsnede en de visualisatie. Deze zijn over het algemeen statisch, in die zin dat ze een eindtoestand beschrijven. De landschapsarchitectuur moet zich echter met tijd, groei en verandering bezighouden en dat ook tekenen. Het is niet zo dat dat helemaal niet gebeurt: een essentieel deel van mijn onderzoek is het verzamelen van voorbeelden zoals landschapsarchitecten dat nu doen. Waar het om gaat is dat dat individuele "probeersels" zijn; de discussie die ik op wil zoeken of het niet een tekenconventie zou moeten zijn, net zoals je weet wat je krijgt als je een doorsnede vraagt.

Schijnwerkelijkheid
Dat ontwerpers doorgaans representaties leveren die een eindbeeld beschrijven is begrijpelijk. De factor tijd is voor veel bureaus een hindernis. En zeker door de crisis moeten ze sneller werken dan ooit tevoren. Tekeningen moeten snel en efficiënt worden geproduceerd en er zo aantrekkelijk mogelijk uitzien. Er vindt een ware concurrentieslag plaats om de gunst van de opdrachtgever en het publiek. Het publiek is niet gewend om klassieke ontwerptekeningen en plattegronden te lezen. Voor bureaus is het daarom zaak hen zo snel mogelijk te overtuigen. Mede door het gebruik van steeds geavanceerdere software worden met name visualisaties steeds realistischer. De opdrachtgever krijgt een kant-en-klaar plaatje aangeleverd waarin de architect alle ontwerpelementen als feit presenteert. Dit opportunisme hoort in zekere zin bij de architectenpraktijk, maar meer dan ooit wordt de realiteitsweergave ingezet als strategisch marketinginstrument.

In zekere zin zijn de hyperrealistische tekeningen van de meeste architectenbureaus dus een vorm van verleiding of zelfs een strategische leugen, zeker in relatie tot landschapsontwerpen. De natuur vormt zich niet binnen één dag. Wanneer een ontwerper een rij bomen tekent hebben die meestal al een flinke omvang. De tekening grijpt daarmee vooruit op een situatie die er in de werkelijkheid na de oplevering niet is. Het kan soms wel 50 jaar duren voor een boom de gestalte heeft die door een ontwerper in een tekening wordt weergegeven. De tekening is daarmee niet onwaar, maar negeert wel dat er een lange weg te gaan is, en dat er op die weg veel gebeurt.

Interviews
Een groot deel van mijn onderzoektijd heb ik besteed aan het maken van interviews met ontwerpers in de vakpraktijk. Ik heb gesproken met gekende ontwerpers in Nederland, Frankrijk, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Dat leverde zeer boeiende gesprekken op met mijn collega's in Nederland, vaak ook met Academiedocenten. Het is bijzonder met mensen als Peter Latz, Michel Desvigne en Günther Vogt over dit onderwerp te kunnen spreken. Het was niet eenvoudig om iedereen te spreken te krijgen, ik legde immers flink beslag op hun kostbare tijd en had een lijst met lastige vragen. Dat leverde vaak interessante discussies op; ik ben bepaald geen neutraal interviewer maar breng ook mijn kennis en mening in. Dat is overigens in termen van onderzoek een methode waar niet iedereen het mee eens is, maar die mij juist omdat ik vanuit de Academie dicht bij de praktijk wil blijven, heel goed past.


Bewustwording

Ik merk dat mijn ontdekkingen studenten prikkelen. Ik krijg regelmatig tekeningen ter beoordeling opgestuurd. Ik heb ook al een aantal keren de ontwerptekeningen van een groep studenten onder de loep genomen. Het gaat mij dan niet om het beoordelen van het project, maar om de individuele tekeningen. Daarbij is trouwens niet zozeer mijn fascinatie voor tijd bepalend, maar meer dat ik in de context van dat onderzoek veel moet nadenken over de ordening van tekeningen, hun functie en hun betekenis. Idealiter moet mijn onderzoek in de praktijk landen. Ik voel echt de verplichting om ontwerpers bewust te maken van de conventies die zij hanteren. Voor alle duidelijkheid: het gaat mij niet in eerste instantie om de ethiek of het ontmaskeren van het opportunisme dat de ontwerppraktijk eigen is, maar om de bewustwording van de overwegingen die ontwerpers bewust of onbewust doorgaans impliciet maken. Mijn interviews dragen daaraan bij.

Nieuwe representatievormen
Die bewustwording is voor mij het vertrekpunt voor onderzoek naar innovatieve representatievormen voor de landschapsarchitectuur die tijd in beschouwing nemen. Daarvoor zie ik raakvlakken met film, dans, muziek en theater. Zij hebben gemeenschappelijk dat hun ideeën worden ontvouwd in de tijd. Denk aan het storyboard en aan de choreografie van een dans. Deze disciplines werken met notatievormen waarin de narrativiteit, het verhaal dat zich in tijd voltrekt, wordt vastgelegd volgens een voor anderen herkenbare code. Ik ben gefascineerd door het werk van de Amerikaanse landschapsarchitect Lawrence Halprin die geïnspireerd door zijn vrouw Ann, choreografe, de mogelijkheden van de score als representatietechniek in de landschapsarchitectuur onderzocht. Ik zie hier een interessante nieuwe weg ontstaan.

Vervolg
Komend jaar ga ik mij verder verdiepen in twee fundamentele onderwerpen: tijd en representatie. Het veldonderzoek zit er bijna op. Dat betekent dat ik vooral veel ga lezen. Er is ongelooflijk veel literatuur beschikbaar; mijn onderzoek raakt immers voor een deel aan fundamentele vragen die ik terugkoppel naar de ontwerppraktijk: hoe representeren architecten tijd? Ik moet daarom strategische keuzes maken. Ik zal ook veel gaan schrijven. Binnenkort wordt in het Journal of Landscape Architecture een artikel van mij gepubliceerd over visualisaties. Ook ga ik voor ABC Haarlem in de context van een tentoonstelling over de architectuurtekening een mini-symposium organiseren. In de zomer van 2013 zal ik mijn proefschrift verdedigen. Naar verwachting zal mijn onderzoek gaan landen in een publieksboek. En ik hoop dan natuurlijk op de Academie een tentoonstelling en een Capita Selecta-reeks te mogen organiseren!’

Noël van Dooren promoveert in de zomer van 2013 bij de vakgroep Cultuur, Landschap en Natuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Prof. dr. Erik de Jong treedt op als zijn promotor. De Duitse landschapsarchitect en hoogleraar Udo Weilacher is co-promoter. Een research fellowship aan de Academie van Bouwkunst stelt Van Dooren in staat dit onderzoek te doen. Namens de Academie superviseert dr. Aart Oxenaar het onderzoek. Lees hier het onderzoeksplan.

Opleiding Landschapsarchitectuur

Delen