Regering steunt Academies inzake EU-richtlijn beroepservaringsperiode

Gepubliceerd op

Op Archined.nl verscheen op 1 februari het artikel 'Paniek op de Academies' over de Europese richtlijn voor beroepskwalificaties. Het artikel roept bij studenten veel vragen op. De Academies zijn niet in paniek en weten zich gesteund door de regering inzake de EU-richtlijn voor de beroepservaringsperiode.


Europa werkt al enige tijd aan een nieuwe richtlijn (directive) waarin wordt vastgelegd aan welke kwalificaties beroepen moeten voldoen. Op dit moment gelden voor architecten in verschillende Europese landen verschillende regels. De nieuwe richtlijn heeft tot doel deze regels te harmoniseren. Architecten met een erkend diploma van een EU-lidstaat en een registratie in diezelfde lidstaat worden in alle Europese landen  als architect erkend. Dit geldt ook voor landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen.
Als gevolg van de nieuwe Europese richtlijn heeft Nederland de Wet op de Architectentitel (WAT) aangepast en afgestemd op de Europese regelgeving. Eén van de wijzigingen is dat met ingang van 2014 de verplichting geldt dat de in Nederland afgestudeerde architecten 2 jaar relevante beroepservaring moeten verwerven voor ze zich mogen inschrijven in het architectenregister. In de WAT is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor de Academies van Bouwkunst.

Ten aanzien van Europese en Nederlandse regelgeving zijn twee zaken actueel (die overigens alles met elkaar te maken hebben):
1)    De formulering in de Europese richtlijn betreffende de beroepservaring.
2)    De formulering van de eisen waar de beroepservaringperiode aan moet voldoen door het Bureau Architectenregister

Europese richtlijn
In de Europese richtlijn staat omschreven aan welke kwalificaties men moet voldoen wil men in een Europees land als architect worden erkend. In de nieuwe richtlijn staat dat ontwerpers zich in de betreffende registers kunnen inschrijven als ze een masterdiploma Architectuur hebben en één of twee jaar relevante werkervaring hebben (afhankelijk van de duur van de opleiding). In de nieuwe richtlijn staat ook dat de betaalde stage (beroepservaringsperiode) moet volgen op de studie. In de ontwerprichtlijn stond echter vermeld dat dit met de studie kon samenvallen. Op Europees niveau is er dus een discussie of de verplichte beroepservaring na de studie moet worden verworven, of dat dit ook mogelijk is tijdens de masterstudie. Voor de Academies van Bouwkunst is dit een cruciaal verschil omdat in het concurrent onderwijsmodel het verwerven van beroepservaring tijdens de studie plaatsvindt. Nederland is overigens het enige land in Europa waar een dergelijke vorm van concurrent onderwijs wordt aangeboden.

Nederlandse regelgeving
In Nederland buigt het Bureau Architectenregister (BA) zich over de formulering van de eisen waaraan de beroepservaringsperiode moet voldoen. Hieraan voorafgaand heeft Kees Rijnboutt een advies opgesteld dat mede tot stand is gekomen door vier adviescommissies (architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur). In de adviescommissies hadden diverse vertegenwoordigers van de vier beroepsgroepen zitting. Ofschoon op persoonlijke titel waren er diverse medewerkers van de academies in de commissies vertegenwoordigd.

Concurrency-model van de Academies van Bouwkunst
De Academie van Bouwkunst voert al langere tijd overleg met verschillende partijen om het concurrency-model van de academies (studeren en werken tegelijk) binnen Europa te waarborgen. Zij weet zich daarin gesteund door de vijf andere Nederlandse bouwkunstacademies (Rotterdam, Arnhem, Tilburg, Groningen en Maastricht). Het Landelijk Overleg Bouwkunst Onderwijs (LOBO) voert hierover regelmatig overleg en formuleert de gezamenlijke standpunten. Toen duidelijk werd dat bij de wijziging van de Wet op de architectentitel een beroepservaringsperiode in de wet zou worden opgenomen, heeft het LOBO actief gelobbyd om het praktijkdeel van de Academies als beroepservaring aan te merken. Voor de Academies is toen een vrijstelling opgenomen.

Met betrekking tot de nieuwe Europese richtlijn vindt overleg plaats met het ministerie van OC&W. Hoewel de directive niet onder onderwijs valt maar een mededingingszaak is onder het ministerie van Economische zaken, is het voor onderwijsinstellingen toch de aangewezen route om overleg over de directive met het ministerie van OC&W te voeren. Inmiddels is er een zogeheten ‘fiche’ (inventarisatie van de gevolgen van een nieuw voorstel van de EU Commissie voor Nederlands beleid en wetgeving, plus een formulering van het standpunt van Nederland) goedgekeurd door de ministerraad, waarin het volgende is geformuleerd:

‘Met betrekking tot de aanpassing van de minimumopleidingseisen m.b.t. architectuur heeft Nederland bezwaar tegen de formulering ten aanzien van de eis dat het “traineeship” (in Nederland in de Wet op de architectentitel gedefinieerd als: “beroepservaringsperiode”) dient te worden gevolgd ná de opleiding omdat Nederland ook architectuuropleidingen kent waarbij het traineeship reeds wordt gevolgd in de vierjarige masterfase van de opleiding en niet pas erna. Daarmee zouden de studenten die deze opleidingen volgen in de toekomst niet meer in aanmerking kunnen komen voor automatische erkenning in andere lidstaten. Dat wil Nederland niet accepteren en zal zich daarom inzetten om dit traineeship ook in de masterfase te mogen volgen.’

Het LOBO voert ook overleg met de HBO-raad. Jet de Ranitz, bestuursvoorzitter van de Amsterdamse Hogeschool voor Kunsten, is tevens bestuurslid van de HBO-raad. De HBO-raad is de overkoepelende vereniging van hogescholen in Nederland en behartigt hun belangen. Vanuit de raad zijn inmiddels informeel contacten gelegd in het Brusselse om goed aangesloten te zijn bij de besluitvorming.

Daarnaast voert het LOBO overleg met het Atelier van de Rijksbouwmeester en de huidige Rijksbouwmeester Frits van Dongen (de Rijksbouwmeester adviseert de regering over het architectuurbeleid). De Rijksbouwmeester steunt de Academies in de discussie over de directive. Hij onderschrijft het formele standpunt van de ministeries dat de nieuwe directive ruimte moet bieden voor het concurrent-model.

Het EAAE (European Association of Architectural Education ) stelt zich op het standpunt dat de directive op geen enkele wijze de diversiteit van onderwijsmodellen die aan de vraag van een periode van praktische ervaring voldoen moet beperken. Ze wijst erop dat het specificeren van de volgorde van beroepservaring en masteropleiding, zoals in de directive gebeurt, concurrent-formules onmogelijk maakt.

Het LOBO heeft de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) gevraagd wat het standpunt van de beroepsvereniging is ten aanzien van de formulering in de directive en of zij het belang van een diversiteit van onderwijsmodellen onderstreept en zich daar ook voor wil inzetten. Voor zover bij ons op dit moment bekend heeft het BNA hierover nog geen standpunt over ingenomen.

Bureau Architectenregister is bezig een regeling op te stellen over de inhoud en inrichting van de beroepservaringperiode. Deze regeling dient te worden goedgekeurd door de bewindslieden van de Ministeries van Binnenlandse Zaken (BZK), Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Het is de bedoeling dat de regeling voor eind 2012 is vastgesteld. De beroepservaringplicht gaat dan gelden voor degenen die na 31 december 2014 hun diploma hebben behaald. Het LOBO (en de coördinatoren Beroepservaring van de diverse Academies) voert met het BA overleg over de eisen die aan de beroepservaring worden gesteld en de mogelijkheid voor de academies om voor hun studenten vrijstelling te krijgen. Het BA heeft een externe jurist ingeschakeld om de formele kant van de beroepservaring vorm te geven. De Academies hebben inmiddels formeel en informeel contact met deze jurist.

Tot slot anticipeert de Academie van Bouwkunst op de eisen die het BA zal gaan stellen aan de beroepservaringperiode en de manier waarop dat wordt begeleidt en getoetst. Het is aannemelijk dat veel voorstellen in het advies van Rijnboutt leidend zullen zijn. De twee belangrijkste instrumenten hebben we om die reden dit jaar ingevoerd: het bijhouden van een logboek en het aanstellen van een mentor.

Nico van Bockhooven en Aart Oxenaar

Delen