Singh gaf drie voorbeelden waar het mis ging met de plaats van musea in haar eigen habitat, de multiculturele samenlevingen in Oost-Azië. Een tentoonstelling in 2011 van terracotta Buddha's uit Bangladesh in Parijs moest worden afgelast wegens niet te stuiten geruchtenstromen over contrabande en illegale verkoop, uitlopend op ernstige publieke opstootjes en vandalisme. Let wel, dit ging niet zozeer tegen “Parijs” als wel tussen politici, de media en verschillende klassen.
Dat gold ook voor Singhs tweede voorbeeld: de vernietiging, door de Taliban, van de grote Buddhabeelden in Banyan. Bij nadere beschouwing blijkt dat minder een anti-westers mediaspektakel te zijn dan een strafexpeditie tegen de religieuze minderheid van de Perzische Hazara's in die vallei. De gezichten van de Buddha's misten al 1000 jaar, daar ging het niet om. De soennitische Taliban misgunden de Hazara's hun shiïetische cultuur.
Het uitspelen van politieke nijd op cultureel en religieus niveau kwam het scherpst naar voren in Singhs laatste casus. Sikh-extremisten eisen erkenning en respect door niet langer te accepteren dat hun heilige boek in het museum zonder de gebruikelijke ceremonies wordt behandeld. Hun heilige Goeroe Granth Sahib wordt nu elke avond eerbiedig in doeken gehuld en 's ochtend weer gewekt. Maar nu willen de Islamieten dat ook met de Koran in de vitrine daarnaast. Zodat er uiteindelijk veel onzichtbaar is in het museum.
In de postmoderne samenleving, ook in het Indisch subcontinent, lijkt gevoel het van feit, passie het van rede, list van oprechtheid te winnen. En worden uiteindelijk, zo concludeert Singh, mensenrechten van allen verdrongen door het gelijk van de behendigste media-bespeler. We hadden in het instituut museum ooit een baken van Verlichting. Daar is vast van alles op aan te merken, maar misschien is het wel het minst slechte baken dat er is, aldus Singh.
Door: Riemer Knoop, lector cultureel erfgoed Reinwardt Academie