In een artikel uit 1992 omschrijft hij spelen als volgt:
Het denken van de toneelspeler is bezig zijn met de situatie waarin hij zich bevindt en de taal die daar het gevolg van is. Daaruit zal gedrag ontstaan ten opzichte van situatie en taalgebruik.
De volledige identificatie met de te creëren dramatische persoon kan en mag nooit plaatsvinden. Dat leidt tot hysterie en leugen. Er zal, al is het maar voor één procent van je eigenste zelf, altijd controle moeten zijn ten aanzien van de ander, die in een voorstelling uit de speler geboren wordt.
Geciteerd uit: ‘Kleine schijnwerper op de toneelspeler’ van Ton Lutz, in: De Gids & Theater, oktober-november 1992