Na bijna twintig jaar eerste solist bij Het Nationale Ballet en, aansluitend, vijfentwintig jaar docent bij de Nationale Balletacademie te zijn geweest, zet Fred Berlips een punt achter zijn carrière. “Nog een keer de vader van Cinderella spelen of de ceremoniemeester in The Sleeping Beauty? Ik moet er niet aan denken!”
Ongemeen bescheiden en opvallend nuchter vertelt Fred Berlips (63) over zijn leven dat nu al bijna zestig jaar in dienst van de dans staat. Maar er is één moment waarop hij breekt en dat is als Ode aan Fred ter sprake komt: de werelddanschoreografie die collega-docent Iva Lešić maakte voor de recente eindejaarsproductie van de Nationale Balletacademie, als eerbetoon aan hem. “Ik wist tot een paar weken voor de voorstelling van niets. Jarenlang was ik betrokken bij Iva’s choreografieën, maar omdat ze dit jaar met de oudere studenten en dus in ons andere gebouw werkte, kreeg ik er nauwelijks iets van mee. Ik informeerde natuurlijk wel steeds hoe het ging, maar dan zei ze heel luchtigjes ‘goed hoor’. Kort voor de eerste toneelrepetitie kreeg ik het nieuws te horen, tijdens een doorloop waar al mijn collega-docenten bij waren. Ze waren allemaal in tranen, maar ik dacht de hele tijd: niet huilen Fred, niet huilen!”
Dat lukt hem nu niet. Ontroerd zegt hij: “Maar dat zijn de kinderen hè, die kinderen – en Iva natuurlijk – hebben dat voor mij gedaan. Al die kinderen heb ik vanaf hun negende, tiende jaar in de klas gehad.”
Dat het juist een werelddanschoreografie was die aan heb werd opgedragen, maakte het een nóg groter cadeau. “Als enige jongen op de balletschool en later als een van de weinige jongens op de Nel Roos Academie werd ik heel erg richting klassiek ballet geduwd. Maar nu ik met pensioen ga, denk ik wel eens: als er nou ook andere jongens waren geweest, dan had ik eigenlijk wel heel graag naar het Folkloristisch Danstheater gewild. Dat had ik fantastisch gevonden.”
Hart voor dans
Zijn moeder heeft het hem vaak verteld: “Hoe we samen – ik was vijf – voor het eerst bij de balletschool van Steffa Wine aan de Burgemeester Vening Meineszlaan in Slotermeer gingen kijken. Dat we daar meisjes zagen die met een tamboerijn een tarantella dansten en dat ik zonder enige aarzeling een tamboerijn van een tafeltje pakte en mee ging dansen.” Het was juf Renske van de kleuterklas op de Prinses Margrietschool in Bos en Lommer, Amsterdam, die zijn moeder aanspoorde om Fred ‘op ballet te doen’. “Het schijnt dat ik altijd voor mijn klasgenootjes danste.”
Van Steffa Wine heeft hij, zegt hij, zijn hart voor dans gekregen. “Ze was heel theatraal en voor die tijd zeer vooruitstrevend. Naast ballet deden we ook veel folklore, Mexicaanse dans, Spaanse dans, enzovoort. Meer dan de technische kant van dans benadrukte ze de dansante kant. Later, toen ik de coördinatie van de pre-NBA op mij nam, heb ik er daarom ook op aangedrongen dat de kinderen ook les in werelddans en creatieve dans zouden krijgen.”
“Er wordt wel beweerd dat Steffa Wine lastig, brutaal en veel te streng was, maar ik heb daar totaal geen last van gehad. Ik vond het fantastisch op haar school. Zó fantastisch dat ik, toen Maria Koning (de opvolgster van Nel Roos – red.) een keer naar lessen kwam kijken en belangstelling in mij toonde, enorm moest huilen. Ik wilde helemaal niet bij Steffa weg.”
Toen hij vervolgens echter toch instemde om een les op de Nel Roos Academie te gaan zien, wist hij meteen ‘dit moet ik doen!’. “Ik zat op de mavo in Geuzenveld en in mijn klas zat een meisje dat ook op ballet zat. Ik heb haar letterlijk de mond gesnoerd: ‘Denk erom dat je nooit aan iemand vertelt dat ik aan ballet doe’. Ik vond school niks, dat was iets wat moest van mijn ouders. Na schooltijd, in de studio’s van Nel Roos, vond ik mijn vrijheid.”
Stiknerveus
Met ruim achthonderd anderen nam hij in 1976 deel aan de jaarlijkse auditie van Het Nationale Ballet. “Ik kende Rudi van Dantzig al, voor mijn afstudeervoorstelling had hij een choreografie gemaakt, waarin ik meedanste. De auditie was overweldigend, met al die mensen van over de hele wereld. Tegenwoordig weten we door YouTube exact wat er internationaal ‘te koop’ is, je kunt zelfs hele lessen op de Vaganova Academie online bekijken. Maar destijds had je geen idee. Er zat, wist ik, dus maar één ding op: ook al zou ik van alles fout doen, ik moest laten zien dat ik dit héél, héél graag wilde. Ik weet niet wat Rudi allemaal gedacht heeft toen hij mij daar aan het werk zag, maar ik denk in elk geval wel dat hij dát gezien heeft.”
Fred begon als élève bij Het Nationale Ballet, gelijktijdig met dansers als Jeanette Vondersaar, toen al soliste, Simon de Mowbray, Josiane Geys en de zusjes Anne en Cecile Genné. “In het begin heb ik vooral vaak meegedanst in producties van (toen nog) De Nederlandse Opera. Ik heb dat nooit vervelend gevonden.” Cruyffiaans: “Als je danst, dan dans je.”
Maar gaandeweg kwamen de kansen, in werken van Van Dantzig, Toer van Schayk, Hans van Manen, in Balanchine-balletten en later ook in de avondvullende klassiekers. “Dodeneiland van Toer vond ik geweldig om te doen. En Balanchines Tsjaikovski Pas de Deux, dat was echt een droom die uitkwam.” Bij de première was hij, zegt hij, ‘stiknerveus’, maar samen met Caroline Iura wist hij een onvergetelijke uitvoering van het virtuoze duet neer te zetten.
Prijs van Verdienste
“Ik had, toen ik bij Het Nationale Ballet kwam, nooit gedacht dat ik ooit eerste solist zou worden. Sterker nog, ik dacht regelmatig: voor mij hoeft het eigenlijk niet zo nodig. Ik heb ook wel eens tegen Rudi gezegd: ‘Laat mij, in plaats van de rol van de prins, maar lekker de polonaise-mazurka in The Sleeping Beauty dansen’.”
Toch deed hij het allemaal: Romeo in Romeo en Julia, graaf Albrecht in Giselle – “de fijnste producties, omdat je zo onderdeel van het hele verhaal bent. Anders dan in Beauty bijvoorbeeld, waar je opkomt in de jachtstoet, Aurora wakker kust en dan alweer bijna afsluit met de Grand Pas de Deux.” Alsof hij het zelf nog amper kan geloven zegt hij dat hij “zélfs nog de rol van prins Siegfried heeft gedanst in Het Zwanenmeer”. Lachend: “Wel als enige die dat, bij Het Nationale Ballet, ooit met twee solistes heeft gedaan: Jane Lord als Odette en Cathy Nussbaumer als Odile.”
Fred mag zichzelf dan niet op de borst kloppen, anderen, onder wie vaste danspartners als Karin Schnabel, Esther Protzman, Caroline Sayo Iura, roemen zijn uitzonderlijke kwaliteiten, als danser én als partner. En vorige maand, bij de toekenning van de Prijs van Verdienste van het Dansersfonds – “de kroon op mijn carrière” – schreef de jury: “Berlips viel vanaf het begin af aan op door zijn enthousiasme, energie, zijn ongeforceerde vertoon van technisch kunnen en vooral door zijn totale toewijding aan wat zich op het danstoneel afspeelde”.
Overlevingspakket
Nadat Van Dantzig in 1991 de artistieke leiding van Het Nationale Ballet overgedragen had aan Wayne Eagling en Alexandra Radius in 1992 afscheid van de groep had genomen, kwam ook voor Fred het einde van zijn danscarrière in zicht. “De tijd van omstreden Rudi-balletten als Onder mijne voeten, Want wij weten niet wat we doen en Buigen of Barsten was voorbij en daarmee ook het belang dat Rudi hechtte aan echte persoonlijkheden op het toneel. Met Wayne veranderde er veel, dat had ook met de tijd te maken. Begrijpelijk, dingen kunnen nu eenmaal niet stil blijven staan.”
Als geliefd balletsolist was Fred in de jaren daarvoor al dikwijls gevraagd om les te geven bij amateurballetscholen in Nederland en tijdens cursusweken voor dansdocenten. “Samen met piano-Jenny” – zoals hij balletpianiste Jenny Reinders liefkozend noemt – “trok ik het hele land door, van Groningen tot Maastricht.”
In 1994 vroeg toenmalig artistiek leidster Erna Droog hem om les te komen geven op de Nationale Balletacademie. “Ik had toen aan de Theaterschool al de cursus Van danser tot balletdocent gevolgd, onder leiding van Vaganova-docenten Peter Silkin en Natalia Apodiakos. Van beiden heb ik enorm veel geleerd, wat maakte dat ik daarna ook per se naar Sint-Petersburg wilde. Vijf maanden heb ik in de koude studio’s van de Vaganova-academie doorgebracht, ’s avonds verbleef ik bij de kinderen in het internaat. Ik had een heel overlevingspakket meegenomen om af en toe aan de zware Russische kost te kunnen ontsnappen. Maar toen die maanden erop zaten, wist ik – wat het lesgeven betreft – wel: zó moet het!”
Geen kind is hetzelfde
Op de academie begon hij met lesgeven in repertoire, pas de deux en variaties. “Als eerste heb ik Hans van Manens 5 Tango’s ingestudeerd.” Maar al gauw gaf hij vooral les aan de jongste klassen in de Agamemnonstraat. “Het heeft altijd heel erg als ‘mijn’ school gevoeld, ik wilde een bijdrage leveren aan de opbouw van de school, waarbij ik altijd het uitgangspunt heb gehanteerd: het maakt niet uit waar kinderen terechtkomen, als ik ze maar kan stimuleren om het beste uit zichzelf te halen of, bij erg pusherige ouders, kan zorgen dat ze doen wat zíj het liefste willen. Geen kind is hetzelfde. Ik heb hoogbegaafde kinderen in de klas gehad, autistische kinderen, kinderen met een slechte thuissituatie, kinderen uit alle hoeken van het land – en hoe mooi is het dan om te zien dat zo’n klas toch een eenheid wordt. Ik kan er echt van genieten als ik dat voor elkaar krijg.”
Hij vindt het prachtig om te zien hoe Timothy van Poucke, die hij vanaf zijn tiende in de klas had, nu bij Het Nationale Ballet in rap tempo carrière maakt. “Een heerlijk, heel intelligent joch – of man inmiddels eigenlijk – uit een ontzettend leuk en heel muzikaal gezin.” Maar trots is hij op alle honderden kinderen die hij heeft zien komen en gaan. “Op Jurriën, Vérine en Yulanne van Introdans, op Igone natuurlijk, maar ook op de kinderen die uiteindelijk niet doorgegaan zijn in ballet en nu de meest uiteenlopende opleidingen volgen of beroepen hebben. Je gaat als vanzelf van allemaal houden. Kinderen komen binnen bij de NBA met een droom, een passie, en waar ik het meest trost op ben, is als ik die kinderen iets kan meegeven – discipline, motivatie – waar ze, ook buiten de balletwereld, hun hele leven iets aan hebben.”
Dienstmeid Jansje
“Ik ben een bevoorrecht mens”, zegt hij. “En ik ben alle collega-docenten met wie ik in de afgelopen vijfentwintig jaar gewerkt heb heel erg dankbaar. Ik vind het ontzettend fijn dat ik mij, onder de meeste directeuren, altijd openlijk heb kunnen uitspreken. Als Nationale Balletacademie zijn wij een instituut, maar er moet wel steeds een balans zijn tussen goed dansonderwijs en doen wat goed is voor de kinderen. We zijn er immers voor de kinderen! Natuurlijk: we proberen het beste uit hen te halen, maar we zullen nooit doordrukken. Ik ben ook heel blij dat Ernst Meisner (sinds 2018 artistiek leider van de Nationale Balletacademie – red.) bewust weer meer kansen aan Nederlands talent wil bieden. Dat betekent ook dat je moet accepteren dat je niet elk jaar tientallen potentiële nieuwe sterren zult afleveren. Er staat immers ook niet elk jaar een nieuwe Johan Cruyff op!”
Fred verheugt zich op een nieuw leven buiten de dans. “Iedereen vraagt me: ‘Wat ga je doen straks?’, maar ik heb genoeg dingen die ik eindelijk eens wil oppakken. Een carrière in de danswereld slokt je helemaal op, het is goed om daar op een gegeven moment een punt achter te zetten.” Dus nee, hij gaat straks niet weer overal lesgeven en ook niet in op het regelmatig herhaalde verzoek van Rachel Beaujean om bij Het Nationale Ballet karakterrollen te dansen. “Nee hoor, geen sprake van! In de repetities met de kinderen heb ik in al die jaren elke mogelijke rol vertolkt, van Drosselmeijer en dienstmeid Jansje in Notenkraker & Muizenkoning tot de vader in Cinderella, en zelfs Julia die een trosje druiven naar haar voedster en broertje gooit. Het is klaar. Het is mooi geweest.”
Tekst: Astrid van Leeuwen
Dit interview verscheen eerder in Dans Magazine, in het decembernummer van 2019, samen met de onderstaande citaten.
“Fred heeft mij nog lesgegeven op de Nationale Balletacademie. Zijn geweldige enthousiasme was altijd een inspiratie voor ons om nog hoger te springen, meer te draaien en harder te werken. Fred zorgde voor een omgeving waarin je durfde te ‘vliegen’! Net zoals hij zelf als danser over het toneel vloog; een geboren danser met geweldige techniek en prachtige coördinatie en muzikaliteit. En ook nog eens een fantastische partner! In het afgelopen jaar heb ik Fred, in mijn nieuwe functie bij de NBA, mogen meemaken als iemand met nog steeds die enorme liefde voor het jonge talent: nuchter, hardwerkend en met een groot gevoel voor humor. Als er wegens omstandigheden een les een keer echt niet door kan gaan, zegt Fred: ‘Ach, het komt goed, dan worden ze maar een dag later ballerina!’”
Ernst Meisner, artistiek leider Nationale Balletacademie
“Toen ik als klein jongetje van tien het huis verliet om naar Amsterdam te gaan, was Fred zoveel meer dan een leraar. De discipline die hij mij heeft bijgebracht geeft mij tot op de dag van vandaag nog zoveel, niet alleen in mijn danscarrière maar ook daarbuiten. De aandacht en liefde die Fred had en heeft voor zijn leerlingen zijn van onschatbare waarde geweest voor de school. Een Nationale Balletacademie zonder hem is moeilijk voor te stellen, maar ik wens hem, nu hij met pensioen gaat, alle rust.”
Jurriën Schobben, danser bij Introdans
“Fred heeft vanaf het begin in mij gelooft. Hij is de meest liefdevolle man die met heel zijn hart al zijn studenten heeft getraind. Ik vond het altijd heel fijn dat je normaal met Fred kon praten, ook over de dingen die je dwars zaten. Hij stond altijd voor mij klaar en nu nog steeds. We gaan hem ook erg missen tijdens de voorstellingen waar de studenten van de Nationale Balletacademie aan meedoen en waarbij Fred altijd staat mee te tellen in de coulissen. Tot slot: ik kan mij nog goed herinneren dat we een keer in de tram zaten met allemaal Ajax-fans en wij (studenten van de Nationale Balletacademie) mee gingen zingen en dat Fred toen boos werd omdat dat niet iets is wat ballerina’s horen te doen!”
Nancy Burer, danseres bij Het Nationale Ballet
“Fred vormt een groot deel van de Nederlandse balletgeschiedenis, zeker waar het de rol van de man betreft. Ik keek als tienjarige enorm tegen hem op: je wist al gauw wat het betekende om eerste solist van Het Nationale Ballet te zijn en hij was dat gewoon jarenlang geweest! Ik ben enorm blij dat ik tot de laatste generaties dansers behoor die nog les van hem gekregen hebben. Fred is een ontzettend goede docent met een supergroot hart, iemand die heel goed met kinderen omgaat en bij wie ik mij dus altijd goed gevoeld heb. Hij laat een prachtige erfenis achter, als danser én als docent.”
Timothy van Poucke, danser bij Het Nationale Ballet
“Wat mij altijd geïnspireerd heeft, is de enorme liefde waarmee Fred de NBA-kinderen al die jaren begeleid heeft tijdens hun optredens met Het Nationale Ballet. En dan bedoel ik niet alleen óp het podium, maar ook daarnaast: hij heeft ze geleerd hoe je je gedraagt in het theater, hoe je met je kostuum omgaat, hoe je je opstelt in de coulissen. Hij heeft, door zijn bevlogenheid, echt honderden kinderen verliefd laten worden op het theater.”
Iva Lešić, NBA-docent en choreografe van Ode aan Fred