Verslag Erfgoedarena - Game Changers

Gepubliceerd op

Studenten, werknemers van de Reinwardt Academie en (museum)professionals zitten in een afgeladen zaal om het te hebben over game changers in de museale sector en daarbuiten. Voor de tweede maal modereert Stephanie Afrifa, zij zal het gesprek leiden over hoe erfgoedprofessionals en culturele instellingen zich kunnen verhouden tot tijden van grote verandering op het gebied van zowel cultuur als klimaat.

Klimaatcrisis

Alle neuzen in de zaal wijzen naar de bank waarop wederom een groot aantal sprekers de revue zal passeren. Als eerste, en enige, neemt Roel Hazendonk plaats. Hij is initiatiefnemer van Red Rebels NL, een factie van het inmiddels beroemde Extinction Rebellion (XR), bekend van onder andere de verkeersremming voor het Rijksmuseum en Protestival op Schiphol. Deze internationale activistische organisatie heeft miljoenen deelnemers uit meer dan 70 landen. Volgens Hazeldonk is emotionele betrokkenheid de sleutel bij zowel het voeren als het aanzetten tot actie. Het is makkelijk om boze, schreeuwende mensen voorbij te lopen, maar ‘zijn’ Red Rebels NL brengen street art en protest samen tot een andere blikvanger die aanzet tot verandering.

Vervolgens nemen Celine Zonneveld (studente bij de Reinwardt Academie en tevens actief bij XR Nederland), Laura van Rutten (oprichter van het Klimaatmuseum) en Vera Carasso (directeur Museale Zaken van het Scheepvaartmuseum) hun plek in op de bank.

Het gesprek gaat verder bij XR. De VVD pleitte recentelijk voor de arrestatie van klimaatactivisten omdat ze ontregelen; volgens velen een ietwat scheve vergelijking tussen zingende milieuactivisten met voetbalhooligans en de boerenprotesten. Céline vindt die vergelijking juist goed: zo’n verbod impliceert dat de politiek niet weet wat ze met milieu-activisten aan moeten. Dat onderstreept alleen maar hoe schrijnend de situatie is, en voedt een sterker gevoel van urgentie. Vanuit de civil rights beweging is er ooit gezegd: verandering begint bij woede maar zet voort bij hoop. Die moeten we volgens Zonneveld beide koesteren.

Laura van Rutten begrijpt het belang van hoop. Volgens Van Rutten moeten we eerst een duurzame wereld kunnen verbeelden voordat we hem kunnen creëren. Met ‘haar’ klimaatmuseum biedt zij een pop-uppodium op bijvoorbeeld Utrecht CS aan bijvoorbeeld kunstenaars en designers die deze wereld realiseren.

Tijdelijke interventies kunnen goed werken maar het Scheepvaartmuseum speelt, als permanent instituut, een andere rol. Vera Carasso gaat voor het museum steeds op zoek naar hoe thema’s die middenin de maatschappij staan, kunnen worden ingebed in de kern van het museum.  Daarmee kunnen musea volgens Carasso mensen interesseren die anders niet met deze thematiek in aanraking zouden komen. Instellingen moeten volgens haar het debat faciliteren én actief meedoen buiten de eigen muren. Zo heeft het Scheepvaartmuseum na afloop van het klimaatprotest in Den Haag protestborden verzameld om deze stemmen binnen de museummuren te laten weerklinken.

Uiteindelijk blijft het lastig voor zowel individuen, tijdelijke als permanente instellingen om de focus te bepalen: nu een diepe indruk maken of langzaamaan een breed publiek (inclusief klimaatsceptici) overtuigen? Uiteindelijk moet iedere instelling een passende rol vinden. Carasso heeft die voor het Scheepvaartmuseum in ieder geval gevonden. Zij moedigt ieder museum aan om een carbon footprint te laten meten zodat inzichtelijk wordt waar je als instelling de meeste impact kunt maken. Stem het ook af op de bezoekers, want een klimaatboodschap in een museum is al snel geen activisme meer, maar de nieuwe normaal. Enerzijds ‘passief’ activisme door de klimaatboodschap te normaliseren en anderzijds actief inzetten op klimaatmaatregelen vormen voor het Scheepvaartmuseum de juiste route. Maar hoe zit dat bij andere thema’s?

De underdog in de badkuip

Vervolgens wordt er een andere kant van activisme in musea belicht: diversiteit en inclusiviteit. Met twee nieuwe sprekers: Rein Wolfs (artistiek directeur Stedelijk Museum Amsterdam) en Raul Balai (beeldend kunstenaar, Studio Balai). Volgens Rein Wolfs heeft het Stedelijk Museum Amsterdam altijd al vrij dicht bij de maatschappij gestaan, enerzijds is er geen l ’art pour l ‘art maar anderzijds wordt er ook niet geïnstrumentaliseerd. Volgens Wolfs moet kunst niet worden gekozen op maatschappelijk relevante thema’s maar komt een boodschap juist tot stand door sterke impulsen te geven aan de vormgeving en het debat daaromheen.

Hij ziet het museum als “spreekbuis zijn maar geen spreker”. Maar dat verandert in dit verharde klimaat, zoals blijkt uit een recente tweet over Kick Out Zwarte Piet (KOZP) van het Stedelijk Museum. Het is nu alsnog nodig om positie in te nemen en ‘spreker’ te zijn. Balai is het daar deels mee eens. Het is lastig voor instellingen om integer te blijven zonder te windowdressen. Uiteindelijk is het een kwestie van vertrouwen: “houd je je hier over tien jaar nog aan?” vraagt hij. Want, een tweet is mooi maar een tentoonstelling is beter, “hoe zorg je ervoor dat de underdog in de badkuip terecht komt?” Wolfs erkent dit wantrouwen, ook in grote musea moeten zulke debatten proactief gevoerd worden. Wolfs beloofd dat hij er hard aan werkt om vaker achter én voor thema’s te gaan staan en deze ook in het ‘grote Stedelijk’ te bediscussiëren.  

Naast dit soort veranderingen is er ook conflict nodig om mensen wakker te schudden volgens Wolfs. Dat kan gebeuren door een dialoog te voeren maar ook door statements te maken, zo liggen er plannen om een groter statementkarakter aan het aankoopbeleid te koppelen. Volgens Balai zijn statements nodig in een tijd waarin onverdraagzaamheid weer bon ton is geworden. Hoe kan het museumlandschap worden aangezet tot verandering?

Dialoog of debat

De laatste drie sprekers op de bank buigen zich over hoe de museumsector verandert. Anne de Haij (strategisch adviseur en directiesecretaris en projectmanager bij Kunstmuseum Den Haag), Joan Tol (projectleider Code Diversiteit & Inclusie) en Luc Eekhout (voorzitter ICOM NL en directeur Kasteel Heeswijk) delen hun visie.

Luc Eekhout vertelt over de turbulente ontwikkelingen rondom de nieuwe definitie van ICOM die, tijdens de ledenvergadering in Kyoto in september 2019, een grote verdeeldheid onder musea liet zien. Volgens Eekhout zijn musea gevoelig geworden voor maatschappelijke bewegingen. Dat zie je ook terug in een punt van kritiek op de voorgestelde nieuwe definitie: die zou meer op een missie lijken dan een definitie. De Nederlandse leden zijn volgens Eekhout gewend aan hun ‘Museumkaart plus’ maar nemen nog niet altijd actief deel aan het debat. Terwijl het debat juist zo belangrijk is, een nieuwe definitie kan indirect het beeld van een museum bijstellen, en tegelijkertijd andere musea inspireren om te veranderen. De commotie rondom de nieuwe definitie toont daarnaast aan hoe lastig het is om die dialoog te voeren, 80% van de leden van ICOM is Europees, 10% van de leden is Nederlands. Want hoe kan iedereen, zowel alle leden als alle landen, worden betrokken in dit proces?

Joan Tol haakt hierop aan. Uiteindelijk gaat het om het gedrag dat we allemaal vertonen. Als niemand de nieuwe code, definitie of missie naleeft dan houdt het ook op. Bovendien zit er een gevaar achter: dat het een afvinkoefening of subsidievoorwaarde wordt. Tol kijkt juist naar gedrag- en veranderkunde om verandering te bewerkstelligen.  Daarbij staan bewustwording en intrinsieke motivatie centraal, zonder intrinsieke motivatie houd niemand het vol. Daarom is dialoog − naast debat – belangrijk volgens Tol, dat is nodig om elkaar te begrijpen wat weer leidt tot die intrinsieke motivatie.

Anne de Haij kijkt naar wat de maatschappij verwacht van het museum en hoe het Kunstmuseum Den Haag zich daartoe kan verhouden. Zo heeft het Kunstmuseum Den Haag een stadsdeelavond die andere musea inspireert om in contact te komen met andere buurten. Maar daar is geen toolkit voor ontwikkeld, om meer over dit concept te leren kun je een avond participeren. Dat is veel leerzamer volgens De Haij, uiteindelijk moet een concept toch in een andere context worden geïmplementeerd. ‘Gewoon beginnen’ is haar advies en “ja, daar maken we inderdaad veel fouten bij. Maar je kunt beter een keer op je bek gaan dan oeverloos praten”. Tol is het daar helemaal met haar eens, het is de taak van culturele instellingen om dingen anders te doen en impact te maken. De Haij geeft mee dat het belangrijk is dat we elkaar, als musea, steunen door elkaar niet direct aan te vallen op fouten maar juist te helpen met het beetje bij beetje verbeteren van het museumlandschap.

Vanuit het publiek wordt hiermee ingestemd. Want er gebeurt al veel goeds, de erfgoedsector kan ook trots zijn op alles wat er wél al gebeurt. Tegelijkertijd moet de museale sector kritisch blijven. Uiteindelijk is er, volgens Tol, een kritische massa nodig die het verschil gaat maken in een veranderproces. En daar zijn we nog niet.

Vind je vorm

De crux is dat ieder museum een eigen positie moet innemen en een eigen rol moet vinden, die, afstand nemend van het concept van een neutraal museum, betekenisvol blijft. Musea kunnen zich op allerlei manieren tot hun standpunten verhouden. Indirect door als museum ‘passief’ activistisch te zijn door de norm te verschuiven (zoals het Scheepvaartmuseum), door een betere toekomst te verbeelden (zoals het Klimaatmuseum) of door te fungeren als spreekbuis (Stedelijk Museum Amsterdam). Activisme kan een museum zowel vleugels geven om te verbeelden als voeten om houvast te bieden in tijden van verandering. En dat lukt alleen met een museumlandschap dat elkaar in die verandering steunt, door elkaars fouten te vergeven, hulp te bieden en elkaar aan te zetten tot verbetering.

Delen