Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? Een gesprek met Maria Ines Villasmil

Gepubliceerd op

Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Het eerste deel van een serie interviews om een blik in de keuken te werpen. Een gesprek met docent dansimprovisatie aan de opleidingen Expanded Contemporary Dance en SNDO: Maria Ines Villasmil.

Deel 1: Liquid Practice

Maria Ines Villasmil: In september 2019 ging ik in op een open uitnodiging van dr. Marijn de Langen aan alle bachelordocenten van de ATD. Marijn is theoriedocent aan de Mimeopleiding en promoveerde in 2017 aan de Universiteit van Utrecht met een onderzoek naar de Nederlandse mime. Zij vroeg ons, in het kader van haar postdoc onderzoek, deel te nemen aan de kenniskring Belichaamde Kennis in Theater en Dans. Een platform binnen DAS Research om onze kennis te onderzoeken, te verdiepen en te delen met andere docenten van de academie.

Haar uitnodiging was een schot in de roos, de behoefte aan uitwisseling leefde al  langer onder docenten, maar kreeg tot nu toe niet structureel vorm: wat doceer je, hoe geef je les, wat zijn de vragen waarmee je werkt? En hoe kun je door middel van onderzoek je praktijk verder verdiepen?

In de kenniskring zijn we met elf docenten van zes verschillende bacheloropleidingen: Docent Dans, Expanded Contemporary Dance, SNDO, Mime, Scenografie en Atka. Het is opvallend hoeveel raakvlakken er zijn. Eens per maand komen we samen en krijgen twee à drie mensen 45 minuten de tijd om hun onderzoek, fascinaties en referenties te delen. We vertellen, tonen filmmateriaal uit de les, of werken fysiek op de vloer. Je kunt ook een gastspreker uitnodigen; in het kader van haar onderzoek naar transculturele danspraktijken stelde Lot Siebe ons voor aan Patrick Acogny en Nita Liem, en ging ze met hen in gesprek over haar onderzoeksvragen.

Kun je iets vertellen over je eigen onderzoek?

Mijn onderzoek gaat over de vraag hoe je door middel van ‘scores’ de fysieke beleving en de improvisatievaardigheden van dansstudenten kunt vergroten. Een score is een methode om in de dans iets vast te leggen. Meestal in tekeningen, maar het kan ook in tekst. Je kunt het vergelijken met een partituur of script.

In Venezuela, mijn geboorteland, studeerde ik sociologie èn dans. Ik had al op jonge leeftijd twee carrières die parallel aan elkaar liepen: als socioloog was ik betrokken bij politiek onderzoek, tegelijkertijd danste ik op internationaal niveau. Omdat beide carrières groeiden moest ik een keuze maken. Ik koos voor choreografie en dans.

Het is al meer dan 25 jaar geleden dat ik wetenschappelijke onderzoek deed, maar deze ervaring speelt nog steeds een rol in mijn werk, en biedt een mooie ingang voor mijn artistieke onderzoek. Een dansimprovisatie is voor mij een ontmoeting van mensen, ieder met zijn eigen visie en waarden, en wijze waarop je je tot een ander verhoudt. Ik vind het razend interessant hoe dansimprovisatie kennis ontvouwt die in het lichaam verborgen zit.

Lesgeven is voor mij een doorlopende kunstpraktijk, waarin ik mijn vragen en zoektocht met de studenten deel. Hier aan de ATD, maar ook als gastdocent in Kosovo, Montevideo, Helsinki, Moskou en Caracas. In de loop der jaren kristalliseerde dit zich uit in een specifieke methodiek. De ontmoeting met Deborah Hay speelt daarin een cruciale rol. In 2010 maakte deze Amerikaanse choreografe, als Artist in Residence aan de AHK, met alle studenten van de School voor Nieuwe Dansontwikkeling een dansvoorstelling: Breaking the Chord. Ik was nauw betrokken bij dat proces.

Deborah Hay kwam naar Amsterdam met een uitgeschreven dansscore. Wat zo bijzonder was aan Hays score was dat die bestond uit een lange lijst vragen. Iedere zin begon met ‘What if…’ In plaats van een bewegingspatroon te ontwikkelen en vast te leggen, zodat die avond aan avond kon worden herhaald, legde ze de studenten enkel hypothetische situaties voor. Tijdens de repetities sprak Hay in een microfoon: ‘What if…’, ‘What if….’ De herhaling werkte als een mantra. Haar vragen openden voor de veertig dansers ruimte tot een eigen interpretatie in het moment. Het leidde tot een prachtige dansvoorstelling die elke keer anders was.

Hay leidt je binnen in het werk vanaf een intellectuele, talige plek, en vraagt je je dan over te geven aan de intelligentie van het lichaam. Ik nam het werken met een geschreven score op in mijn methodiek, en ontwikkelde dat verder. Het mooie aan de kenniskring Belichaamde Kennis in Theater en Dans is dat ik mijn zoektocht nu met anderen kan delen. Ook in de mime bestaan allerlei vormen van bewegingsnotatie, sommige leden van de groep zijn bezig met de bewegingsnotaties van Laban. Dat levert spannende vragen op. Soms wonen we ook elkaar lessen bij. Zo voedt ieders onderzoeksproces dat van de anderen.

Kun je vertellen hoe een les van jou eruit ziet?

Het eerste deel van de les werken we met scores die het lichaam opwarmen, in het tweede deel met scores die vooruitblikken naar een choreografisch resultaat. Ik geef de instructies hardop terwijl de studenten dansen, of ik geef ze op papier; de studenten leren de volgorde uit hun hoofd en gaan dan de vloer op, zonder vooropgezet plan. Het mooie aan dit werk is dat de dansers meteen honderd procent alert zijn. De score dwingt je om aanwezig te zijn, bewust van de ruimte, de mensen om je heen. Om keuzes te maken in het moment. Het is alsof je samen een probleem aan het oplossen bent. Er ontstaat een collectief denkproces.

Wat zijn mogelijke instructies binnen zo’n score?

Eén ervan is ‘Delay’, vertraag. Je ziet de ander een beweging maken, waarop je wilt reageren, maar je stelt dit verlangen uit. De andere dansers doen hetzelfde, waardoor er allerlei nuances ontstaan. Samen rek je de tijd, zo ontstaat er spanning in de choreografie. Een andere opdracht is ‘Tracing’, waarbij je het spoor van een andere danser volgt. ‘Tracing’ is iets anders dan kopiëren. Het laat ruimte voor je eigen interpretatie. In het woord ‘Tracing’ zit iets dat opengaat.

Ik laat studenten ook scores voor elkaar schrijven, dat blijkt goed te werken via internet. Ik heb nu een enorme database van scores, zowel in tekstvorm als op film. Het is mooi dat al deze scores van de studenten zo verschillend zijn. De een is heel concreet: ‘Ga naar een park en draag iets geels’, de ander weer heel poëtisch. Dat maakt mij niet uit. Ik vind het interessant om te zien hoe de verschillende scores op het lichaam inwerken. De huidige eerstejaars zijn heel fantasierijk. Het is spannend dat een heel eenvoudige opdracht een enorme variëteit aan mogelijkheden ontlokt, zeker in deze tijd, waarin je als docent meer en meer naar de achtergrond verdwijnt.

Bedoel je door corona?

Nee. Ik denk dat je als docent een veilige omgeving moet creëren, waarin de studenten hun persoonlijke onderzoekstraject kunnen afleggen en hun grenzen kunnen verleggen. Ik heb het gevoel dat ik de studenten een instrument geef en zelf een stap naar achter zet.

Welke ontdekkingen doe je in dit werk?

Eén van de dingen die ik ontdekte is dat de score een soort touw is, dat ons bij elkaar houdt. Soms vergeet iemand de volgorde binnen de score en draait hij twee delen om, dan zie je een interessante compositie die voortkomt uit een vergissing, ik zie dat dan niet als een fout. Ook dit is een interpretatie, het maakt deel uit van de choreografie. Samen draag je de consequenties. Hoe lossen we dit op? De score is de lijn die ons blijft verbinden, wat er ook ontstaat, we weten niet wat het is en we hoeven het niet te weten. De score is een prachtig hulpmiddel om in het niet-weten te verblijven, wat in improvisatie de beste plek is om te zijn.

In het afgelopen jaar nam ik ook de corona-maatregels op in de scores: niet meer dan drie dansers in de hele ruimte, je komt nooit dichter dan anderhalve meter bij elkaar. Tegelijkertijd moesten de studenten samen blijven dansen en elkaars sporen blijven volgen. De alertheid schoot onmiddellijk omhoog. Wat ik ontdekte was dat het opnemen van die pijnlijke coronamaatregels binnen de score leidde tot een zekere acceptatie. In andere jaren deed ik veel met aanraking, nu moeten we dealen met een nieuwe, wrange realiteit, en toch ontstaat er weer werk waarin de dansers vrij zijn en dat van grote schoonheid is.

Zoiets fascineert me. Welke mogelijkheden opent dit? Hoe kunnen wij als kunstenaars een bijdrage leveren in deze coronatijd? Ik gaf de studenten een paar citaten, van choreografen als Nancy Stark Smith en Jennifer Monson, maar ook van de Brits-Poolse socioloog Zygmunt Bauman (1925 -2017). Bauman spreekt in zijn werk over de Liquid Society, de vloeibare samenleving, waarin ‘verandering de enige constante, onzekerheid de enige zekerheid is’. Dat geldt nu meer dan ooit. Met een knipoog naar Bauman noem ik mijn werk graag ‘Liquid Practice’. Misschien moeten we allemaal, dansers en niet-dansers, onszelf dagelijks oefenen in improvisatie, zodat we leren omgaan met het ongewisse. Want, zoals Jennifer Monson zegt: “Improvisation is a resilient form based on the ability to respond to constantly changing circumstances and events.”.
 

The gap

Where you are when you don’t know where you are is one of the most precious spots offered by improvisation. It is a place from which more directions are possible than anywhere else. I call this place the Gap. The more I improvise, the more I’m convinced that it is through the medium of these gaps— this momentary suspension of reference point—that comes the unexpected and much sought after “original” material. It’s “original” because its origin is the current moment and because it comes from outside our usual frame of reference.

–Nancy Stark Smith
 

tekst en interview: Hester van Hasselt

 

 

Delen