Wat werkt in kunstlessen op school?

Create new species. Fotografie: Isabeau Limburg (r) en Maxima Paraska (l)

Gepubliceerd op

Bij het lectoraat Kunsteducatie wordt praktijkgericht onderzoek gedaan in het werkveld van de kunsteducatie. In opdracht van NRO (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek) onderzocht het lectoraat welke factoren de leerprestaties bij kunstzinnige oriëntatie (muziek, dans, beeldend, theater en de thema’s interdisciplinariteit, samenwerking met de culturele omgeving en creativiteit) in de bovenbouw van het primair onderwijs positief kunnen beïnvloeden. De reviewstudie ‘Wat werkt in kunstzinnige oriëntatie?’ is uitgevoerd door een multidisciplinair onderzoeksteam bestaande uit Folkert Haanstra, Diederik Schönau, Cock Dieleman, Linda Reus en Ellen van Hoek.
In gesprek met onderzoekers Folkert Haanstra en Ellen van Hoek.


Waarom moest deze reviewstudie er komen?
Folkert Haanstra: ‘Het onderzoek is bedoeld als voorstudie voor een peiling van de inspectie voor onderwijs. Deze wordt van tijd tot tijd uitgevoerd in verschillende vakgebieden in groep acht van het primair onderwijs, zoals rekenen en taal, om te kijken wat de kwaliteit van het onderwijs is. In onze review staan aanbevelingen voor de ontwikkeling van instrumenten voor het meten van het onderwijsaanbod bij het komende peilingsonderzoek voor kunsteducatie’.

Hoe zijn jullie te werk gegaan?
‘Elke onderzoeker werkte aan een kunstdiscipline: beeldend, dans, muziek, drama. Folkert Haanstra heeft zich in dit onderzoek beziggehouden met de discipline overstijgende onderwerpen als creativiteit, samenwerking met de culturele omgeving en interdisciplinariteit. Ik schreef het onderdeel muziek. Vooraf hebben we de hoofdlijnen besproken, zodat we ongeveer dezelfde zoektermen en zoekmethode hanteerden’, vertelt Ellen van Hoek. Ze vervolgt: ‘Het is een reviewonderzoek, dus we hebben in de databases gezocht naar peer-reviewed artikelen en promotieonderzoeken in het Nederlands en Engels van de afgelopen 20 jaar.

Wat zijn nieuwe inzichten voor jullie?
Ellen van Hoek: ‘Wat opvalt is dat er de laatste jaren veel impulsregelingen zijn geweest, met name voor muziek. In Engeland, bijvoorbeeld, lag binnen de discipline muziek in het meerjarige progamma SingUp! de focus op het investeren in een zangprogramma. Er is een grootschalig onderzoek gedaan naar de resultaten van dit programma. Meer dan 8.000 kinderen met verschillende achtergronden deden mee aan testen en metingen. De resultaten vergeleken kinderen die wel en die niet meededen met het programma. Hieruit bleek dat door deze jarenlange stimulatie, door het bouwen van relevante netwerken en door scholing van docenten het niveau van het zingen van de kinderen ook daadwerkelijk omhooggaat. Dit is een van de weinige onderzoeken op zo’n grote schaal die dat aantoont.’ Ze vervolgt: ‘Waar de laatste jaren toenemend aandacht voor is, is de invloed van beweging op het leren van muziek. Hier wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. Dat zijn indicaties, maar dat geeft wel een andere invalshoek op muziekeducatie denk ik.’

Folkert Haanstra vertelt: ‘Er is veel onderzoek beschikbaar over creativiteit en creatieve ontwikkeling. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat het belangrijk is om leerlingen inzicht te geven in hoe een creatief proces verloopt. Dat is voor mij een hele concrete aanbeveling. Een ander voorbeeld is het belang van een goede opdrachtformulering. Om creativiteit te bevorderen moeten kunstopdrachten liever niet té open zijn voor leerlingen. Bij een goede opdracht is de mate van openheid en structuur in balans, ook wel enabling constraints genoemd. Lees meer hierover in Wicked Arts Assignments door Emiel Heijnen en Melissa Bremmer

Verder is er de laatste jaren meer aandacht voor de didactiek van kunstenaars. Vaak zijn kunstlessen door groepsleerkrachten productgericht. Kunstenaars leggen juist meer nadruk op procesgericht werken, zoals ze ook in hun eigen kunstpraktijk gewend zijn. Dat lijkt vaak niet zo efficiënt, maar wanneer losgelaten kan worden dat kinderen ‘iets moois’ moet maken en eigen oplossingen mogen zoeken, dan leidt dat tot meer persoonlijk werk. Het scheppen van een veilige sfeer is hierbij belangrijk, zodat leerlingen risico’s durven te nemen en ook durven te falen. Ze leren daardoor ook omgaan met mislukkingen. (Marike Hoekstra deed onderzoek bij het lectoraat Kunsteducatie naar de kunstenaardocent, lees meer hierover)

Ellen vult aan: ‘Ook bij muziek komt dit naar voren. Wanneer je kinderen zelf hun gang laat gaan, in een voorbereide setting, zowel met componeren als met arrangeren, dan gaan ze muzikale mogelijkheden verkennen. Daar moet dan wel ruimte en tijd voor zijn in de lessen.’

Zijn er grote verschillen tussen de disciplines op te merken?
Folkert: ‘We hebben ons gericht op factoren die leereffecten binnen de kunsten zelf bepalen. Maar de internationale literatuur over drama/theater gaat vooral over de instrumentele toepassing ervan. Het richt zich op vragen als ‘Hoe dragen theaterlessen bij aan sociaal gedrag, aan taalontwikkeling, of aan tolerantie?’ Dat is zo verweven met drama en theater dat je dat er niet los van kunt zien. Dat is bij de andere disciplines minder het geval’. Verder is er weinig onderzoek beschikbaar naar de echte effecten van danseducatie. Veel onderzoek is beschrijvend en theoretisch, of zit meer op het vlak van beweging en lichamelijke opvoeding. Concluderend is een van de aanbevelingen dan ook: Meer onderzoek is nodig!

Interview: Sanne Kersten

Lees hier het onderzoek ‘Wat werkt in kunstzinnige oriëntatie?
Auteurs: Haanstra, F., Dieleman, C., Van Hoek, E., Reus, L., & Schönau, D.
Redactie: Haanstra, F., Bremmer, M., & Heijnen, E.

Folkert Haanstra studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en schilderkunst en grafiek aan de Academie voor Beeldende Kunsten Minerva in Groningen. Van 2002 tot en met 2016 was hij lector Kunst- en Cultuureducatie bij AHK.
Ellen van Hoek is afgestudeerd als fluitist aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium en deed de master Kunsteducatie bij de AHK. Ze werkt als musicus, docent en onderzoeker.

Delen