Jasmine Karimova over haar compositie Alecto

Credits: Puck Verheul

Gepubliceerd op

Jasmine Karimova, masterstudent compositie aan het Conservatorium van Amsterdam, schreef speciaal voor het CvA Symfonieorkest een stuk. Haar stuk, Alecto, combineert tekst en muziek en is geïnspireerd door Alecto, de furie uit de Griekse mythologie. Op 21, 22 en 23 maart voert het CvA Symfonieorkest Alecto uit als onderdeel van een speciaal samengesteld programma, dat uitgevoerd wordt onder leiding van internationaal gerenommeerd dirigent Jun Märkl. Hier vind je meer informatie over de concerten en het programma dat gespeeld wordt. 

Wat trok je aan in de figuur van Alecto, en hoe komt ze tot leven in je muziek?
Ik trof Alecto aan in het boek The Dictionary of Demons en ik voelde me meteen tot haar aangetrokken. Haar naam betekent “niet aflatende woede” en ze is een Medusa-achtig, wraakzuchtig wezen, wiens taak het is om achter stervelingen aan te gaan die gezondigd hebben. Het feit dat ze gedemoniseerd wordt, vond ik typerend voor de manier waarop vrouwen vaak worden weggezet in verhalen, en in het bijzonder in de mythologie. Maar Alecto heeft zoveel meer te bieden! De oudste literaire bron vertelt ons dat ze twee zussen heeft en dat ze geboren werd uit Gaia en het bloed van Uranus - een beetje ongebruikelijk, maar toch, ze had ouders. Dat maakt haar al menselijker. Alleen keerden haar ouders zich al vanaf het eerste moment van haar af. Mijn eerste gedachte was: dat moet heel moeilijk zijn.

Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik dat Alecto’s karakter nauwelijks is uitgediept en dat er bovendien geen aandacht is besteed aan de last die zij vanaf haar geboorte met zich moest meedragen. Ze loopt in feite rond en absorbeert de zonden van anderen. Niet alleen is het interessant dat ze onmiddellijk als demon wordt neergezet, maar er schuilt ook een diepere emotionele vraag in haar figuur: hoe voelt het om al die woede te dragen – woede die je geacht wordt over te nemen van anderen? Die innerlijke strijd fascineert me enorm.

Ik heb veel nagedacht over woede. Boosheid is meestal een emotie die iets anders beschermt. Er is een gezegde van Pema Chodron dat ik mooi vind, dat zoiets zegt als “onder woede bevindt zich een harde plek, onder de harde plek bevindt zich een zachte plek, en onder de zachte plek bevindt zich vrijheid”. Als jij een mythologisch wezen bent en woede is jouw essentie, waarom heeft niemand dan ooit de moeite genomen om te kijken wat zich daaronder bevindt?

In eerste instantie zou mijn stuk puur instrumentaal zijn, totdat ik besefte dat het nuttig zou zijn om een personificatie van Alecto op het podium te hebben. Daarom heb ik in het eerste deel van mijn compositie tekst uit Vergilius’ Aeneis gebruikt, om het verhaal van Alecto’s oorsprong te vertellen. Ik vond het ook belangrijk dat de taal haar wortels in de klassieke wereld zou eren.

In het tweede deel van mijn stuk wilde ik onderzoeken hoe het zou voelen om Alecto te zijn. Daarover bestaan geen klassieke teksten. Er is echter een groep dichteressen naar wie ik vaak teruggrijp: Sylvia Plath, Marina Tsvetajeva en Anna Achmatova. Wat zij gemeen hebben, is een bijzonder rijke innerlijke wereld, terwijl ze in de buitenwereld vaak verkeerd begrepen werden. Net als Alecto werden ze als "boos" bestempeld. Sylvia Plath gebruikt in haar poëzie vaak klassieke beelden, maar ondermijnt ze tegelijkertijd ook. Ik koos een van haar gedichten voor het tweede deel van mijn compositie. De beeldspraak is relevant en de taal is rauw en zintuiglijk – ze brengt de ervaring voelbaar over. Ik wilde dat muziek en tekst in mijn compositie elkaar zouden aanvullen. De tekst biedt context en houvast, terwijl de muziek de innerlijke wereld weergeeft en de emotionele sfeer creëert. Ze gaan hand in hand en versterken elkaar.

Hoe was het om te componeren voor een symfonieorkest?
Componeren voelt als het vertalen van wat in je hoofd zit naar muziek op papier, zodat anderen het kunnen spelen. Maar zodra je probeert te vertalen wat er in je hoofd zit, ontstaan er problemen – en dat probleem oplossen, dát is de kunst. Denken als een orkest is niet iets wat vanzelf komt, het is veel proberen en experimenteren. Wat ik heb geleerd, is dat je moet loslaten hoe je van tevoren dacht dat je stuk zou klinken.

Dit was de tweede keer dat ik een stuk voor een symfonieorkest schreef, en ik voel me zelfverzekerd. De eerste keer was lastig, omdat ik alles tegelijk wilde doen. Stel je voor dat je een keuken hebt met letterlijk álle kruiden, specerijen, groenten en fruit die je maar kunt bedenken. Zo voelt het schrijven voor een orkest – er is zoveel mogelijk dat het overweldigend kan zijn. Maar dat is ook precies wat het fantastisch maakt! Het draait uiteindelijk om focus en keuzes maken.

Waarom moeten mensen naar dit concert komen?
Ik denk dat er een groot misverstand bestaat over orkestmuziek: dat het stijf, saai of ontoegankelijk zou zijn. Mijn theorie is dat mensen die dat zeggen, waarschijnlijk nog nooit naar een orkest zijn gaan luisteren. Of misschien zijn ze naar het verkeerde concert gegaan – werden ze bijvoorbeeld als twaalfjarige meegesleept naar een Passie en hebben ze er sindsdien een hekel aan gehad. Maar er is zoveel variatie in orkestmuziek! Het kan speels zijn, overweldigend, absurd, bizar! Uiteindelijk is een orkest een groep mensen die energie overbrengt via objecten die ze vasthouden. Dat is toch waanzinnig? 

Wat mijn stuk betreft: ik denk dat het écht leuk wordt! Naast al het nadenken wilde ik vooral iets schrijven dat plezier brengt. Het is in een flits voorbij – precies zoals ik het heb gecomponeerd: als een zintuiglijke ervaring.

Delen