Folkert Haanstra visiting scholar op Boston College

Gepubliceerd op

Van 1 september tot 1 december 2010 werkt Folkert Haanstra als ‘visiting scholar’ bij het Psychology Department van Boston College. Daar kan hij samenwerken met professor Ellen Winner, die veel onderzoek doet naar kunst en kunsteducatie vanuit de cognitieve (ontwikkelings-)psychologie.


Hieronder leest u een uitgebreide toelichting van Folkert Haanstra over zijn verblijf in Boston en het onderzoek waar hij aan meewerkt.

"Van 1 september tot 1 december 2010 werk ik als ‘visiting scholar’ bij het Psychology Department van Boston College. Reden van deze keuze is dat ik daar kan samenwerken met professor Ellen Winner, die veel onderzoek doet naar kunst en kunsteducatie vanuit de cognitieve (ontwikkelings-)psychologie. Ze is o.a. auteur van Invented worlds: The psychology of the arts.

In 1982 formuleerde ze (samen met Howard Gardner) de theorie van de U-vormige esthetische ontwikkeling. Volgens Gardner en Winner zijn er kwalitatieve overeenkomsten tussen de expressieve en onconventionele tekeningen van kleuters en het werk van professionele kunstenaars. Als kinderen ouder worden gaan ze conventioneler tekenen en wordt hun beeldende werk minder aantrekkelijk. Bij een klein deel is er later weer vooruitgang in de beeldende uitingen en bij hen kan men spreken van een U-vormige ontwikkeling. Bij veel mensen blijft de beeldende ontwikkeling echter op het niveau van de 11 jarige steken: bij hen is sprake van een L-vormige ontwikkeling.

Cultureel bepaald?
Critici zeggen echter dat de beoordeling van de beeldende producten cultureel bepaald is. De U-vormige ontwikkeling heeft geen algemene geldigheid, maar weerspiegelt alleen de westerse opvatting van het modernisme, met een sterke nadruk op formele en expressieve elementen. Samen met Marjo van Hoorn en Marie-Louise Damen van Cultuurnetwerk heb ik onderzoek gedaan naar die theorie, door tekeningen van kinderen en volwassenen te laten beoordelen door mensen met een verschillende culturele achtergrond.

Onze conclusie is dat de U-vormige ontwikkeling zich niet of nauwelijks voordoet wanneer kinderen en leken de tekeningen beoordelen. De U-vormige ontwikkeling doet zich wel voor bij de oordelen van de helft van de expert beoordelaars. Culturele achtergrond maakt verschil. De U-vormige ontwikkeling komt bij Marokkaanse beoordelaars nauwelijks voor, maar wel bij de Nederlandse en de Turkse beoordelaars (zie Cultuur+Educatie 24).

Kunsteducatie en cognitieve vaardigheden
Ellen Winner is ook bekend van haar kritische overzicht van onderzoek naar de effecten van kunsteducatie op cognitieve vaardigheden. Dat onderzoek (The arts and academic improvement: what the evidence shows) deed ze samen met Lois Hetland. De resultaten (of liever het gebrek eraan) die in 2000 werden gepubliceerd, leidden tot felle discussies in de VS. Critici vonden dat Hetland en Winner met hun conclusie, dat de meeste gewenste effecten niet zijn aangetoond, de kunsteducatie een slechte dienst hadden bewezen. Het belang van kunsteducatie in het onderwijs wordt immers vaak verdedigd met de bewering dat het de algemene cognitieve en sociale ontwikkeling van leerlingen bevordert (en niet zozeer vanwege de kunstzinnige ontwikkeling van de leerlingen).

Anderen benadrukten dat we op dit gebied meer theorie-gestuurd onderzoek nodig hebben. Dat wil zeggen dat we niet zomaar allerlei gewenste effecten moeten meten, maar eerst een duidelijke theorie moeten hebben die aangeeft waarom bepaalde effecten plausibel zijn. Hetland en Winner onderschreven de behoefte aan beter opgezet en theoretisch onderbouwd effectonderzoek en zijn daar nu ook mee bezig. Maar alvorens meer effectonderzoek te doen was het volgens hen nodig om nauwkeuriger in beeld brengen wat kunstvakdocenten onderwijzen en hoe ze dat doen.

Pas als het onderwijs en welk beroep het doet op cognitieve en sociale vaardigheden goed is onderzocht kan de volgende onderzoeksstap worden gezet: nagaan of leerlingen inderdaad leren wat de docenten onderwijzen en in hoeverre dat geleerde ook bruikbaar is in andere leergebieden. Uit een uitgebreide observatiestudie van beeldende lessen (getiteld Studio Thinking) werd geconcludeerd dat de docenten bepaalde ‘ studio habits of mind’ onderwijzen, zoals observeren, uitdrukken van ideeën, ontwikkelen van technische vaardigheden, begrip van de kunstwereld, etcetera.

Een van de die ‘habits of mind’ is ‘envisioning’, wat kan worden vertaald met voorstellingsvermogen of mentale verbeelding. Het gaat om het genereren en manipuleren van beelden in je ‘geest’  bijvoorbeeld door je voor te stellen hoe een verandering, weglating of een toevoeging in je tekening, het resultaat zal beïnvloeden. Of door te bedenken hoe je bepaalde observaties kunt vereenvoudigen of abstraheren. Het trainen van dit voorstellingsvermogen zou kunnen leiden tot verbetering van ruimtelijk inzicht en van meetkundige prestaties.

Winner en Hetland zijn nu  in opdracht van de National Science Foundation bezig met een onderzoek naar de effecten van beeldende lessen op ruimtelijk inzicht en geometrische prestaties. Geometrie (meetkunde) is het onderdeel van de wiskunde, dat zich bezighoudt met het bepalen van afmetingen, vormen, de relatieve positie van figuren en de eigenschappen van de ruimte. In mijn dissertatieonderzoek (1994) ben ik ook nagegaan wat de effecten van beeldende lessen op ruimtelijk inzicht waren op basis van de toen beschikbare onderzoeken. De algemene conclusie was dat er geen effect kon worden aangetoond, maar (zoals vaak) kon er ook veel kritiek worden geformuleerd op de opzet van die onderzoeken. Het nu lopende onderzoek zou die kritiek moeten ondervangen.

Onderzoek in Boston
De drie onderzoeken waar ik in Boston aan meewerk, zijn:

Can visual arts training improve geometric reasoning? A transfer study.
Zoals hiervoor beschreven gaat dit meerjarige onderzoek van Lynn Goldsmith, Ellen Winner en Lois Hetland na of beeldende lessen een positieve invloed hebben op ruimtelijk inzicht  en meetkunde.  Groepen leerlingen die beeldende lessen krijgen worden vergeleken met leerlingen die theaterklassen volgen en leerlingen die extra sportlessen krijgen (squash, een sport waarbij ruimtelijk inzicht belangrijk is). Naast standaard meetinstrumenten voor ruimtelijk inzicht en meetkunde wordt een speciaal geconstrueerde test afgenomen die ‘artistic envisioning’ moet meten. Mijn onderdeel is een observatiestudie die richt zich op wat er gebeurt tijdens de beeldende lessen: in welke mate en op welke manieren is sprake van ‘envisioning’ ?

The impact of arts education: What do we know?
Ellen Winner maakt in opdracht van de OECD een nieuw rapport over de stand van zaken van onderzoek naar effecten van kunsteducatie op cognitieve vaardigheden, creativiteit en sociale vaardigheden.  Omdat de gebruikte literatuur vrijwel uitsluitend Angelsaksisch is, vul ik het aan met de resultaten van Duitstalige overzichten, met titels als: Macht Mozart schlau? Die Förderung kognitiver Kompetenzen durch Musik; Pauken mit Trompeten: Lassen sich Lernstrategien, Lernmotivation und soziale Kompetenzen durch Musikunterricht förderen? En: Warum und wozu ästhetische Bildung? Über Transferwirkungen künstlerischer Tätigkeiten.

Vervolgonderzoek U-vormige esthetische ontwikkeling.
In de literatuur over esthetische beoordeling wordt een onderscheid gemaakt in 'preference' en 'pleasingness' enerzijds en 'judgment' en 'interestingness' anderzijds. 'Preference' is de affectieve en onbereflecteerde persoonlijke voorkeur, 'judgement' de  meer overwogen evaluatie van de kwaliteit.  Volgens de literatuur zouden bij kinderen en leken deze twee soorten beoordeling grotendeels samenvallen, maar zouden experts hiertussen meer onderscheid maken. Zij kunnen te kennen geven dat een kunstwerk goed en interessant is, en desondanks niet de persoonlijke voorkeur heeft. Dit zou inhouden dat er bij de kunststudenten een groter verschil tussen beide soorten oordelen optreedt dan bij niet-kunststudenten. Dat ga ik toetsen door oordelen van studenten beeldende vorming van het Massachusetts College of Art and Design te vergelijken met oordelen van studenten psychologie van Boston College. Ze beoordelen via een internetenquête tekeningen van kinderen en volwassenen. Bovendien ga ik na of wanneer beoordelaars de tekeningen van kleuters en van volwassen kunstenaars hoog waarderen (en van kinderen tussen 8 en 14 jaar laag), deze U-curves vooral zijn gebaseerd op affectieve voorkeur of op evaluatie.

NB: dit onderzoek kan ik hier niet maar zo uitvoeren. Ik moet goedkeuring krijgen van de Institutional Research Board en moet geslaagd zijn voor de verplichte Social/Behavioral Research Course met onderdelen als Ethical principles, Risk in social sciences, privacy and confidentiality, conflicts of interest, etc. Die cursus heb ik inmiddels met goed gevolg afgesloten!
 
Alle drie onderzoeken zijn psychologisch van aard en bouwen voort op eerder onderzoek dat ik heb gedaan. Om de band met de brede praktijk van de kunsteducatie niet te verliezen onderneem ik nog enkele andere activiteiten. Zo houd ik interviews met bekende onderzoekers over het hoe ze nu aankijken tegen het onderzoek dat ze in het verleden hebben gedaan en wat ze als belangrijkste kwesties in de huidige kunsteducatie zien.

Ik zal gesprekken hebben met Brent Wilson, bekend om zijn onderzoek naar de ontwikkeling van het tekenen en de culturele invloeden daarop, met Michael Parsons, bekend om zijn theorie over de ontwikkeling van de esthetische waarneming, en met de huidige leiding van Harvard Project Zero, het langjarige project dat vanuit de cognitieve psychologie het onderwijs en vooral de kunsteducatie onderzoekt. De kleine serie gespreksverslagen is bedoeld is voor kunstdocenten in Nederland.

Via Lois Hetland heb ik toegang tot het Massachusetts College of Art and Design (MassArt). Ik kan daar rondkijken en met mensen praten, onder andere om te zien hoe ze hun master of art education vorm geven. En voor mijn observatie onderzoek bezoek ik o.a. de Boston Arts Academy, “the city’s first and only high school for the visual and performing arts.  It was founded on the conviction that academics and the arts are equally important to student development and achievement. BAA is committed to providing a rigorous arts and academic education to urban youth who seldom have the opportunity to focus on the arts”.  Ten slotte:  ik ben niet helemaal ‘onderwijsvrij’, want geef ik enkele gastcolleges."

Delen