Beoordeling en beoordelingsinstrumenten in de kunsteducatie

In het studiejaar 2012-2013 heeft het Lectoraat kunsteducatie onderzoek gedaan naar beoordeling en beoordelingsinstrumenten in onderwijs in dans, theater, muziek en beeldende kunst. Waarom beoordeling als thema?
Beoordeling in het onderwijs is onontkoombaar: het geeft aan waar het je om te doen is, wat je met leerlingen/studenten wilt bereiken en wat je hebt bereikt.  Maar het wat en het hoe van beoordeling blijft lastig. Dit geldt voor elke docent, maar in het bijzonder voor docenten in de kunstvakken. Hoewel ook in de kunstvakken sprake is  van gemeenschappelijke kennis en vaardigheden, wordt zelden naar uniforme, voorspelbare leerresultaten gestreefd.

In de kunstvakken is dan ook een lange traditie van weerzin tegen beoordeling.In het primair onderwijs in de kunstvakken wordt ook nu nauwelijks of weinig beoordeeld. En die beoordeling betreft dan nog met name de werkhouding; dus of de leerling wel zijn of haar best heeft gedaan. In het voortgezet onderwijs worden wel vaak producten en uitvoeringen van leerlingen beoordeeld en cijfers gegeven, maar de validiteit en betrouwbaarheid van de beoordelingen staan steeds ter discussie. Het meeste empirische onderzoek is gedaan naar beoordeling in de beeldende vakken en muziek. Over beoordeling bij dans en theater zijn weinig gegevens beschikbaar. Uiteraard hebben we in het voortgezet onderwijs ook de eindexamens in de kunstvakken. Die zijn, na aanvankelijke weerstand, inmiddels breed aanvaard.  Als docenten opleiders willen we onze studenten ook kennis en vaardigheden meegeven op gebied van beoordeling. Beoordelingsproblematiek past verder in het huidige beleid en de beleidsdiscussie over kunsteducatie. De nadruk ligt minder op de voorwaarden en meer op de inhoudelijke kwaliteit van de kunsteducatie en op de noodzaak om de leerresultaten van kunstvakken beter zichtbaar te maken. 

Harvard Project Zero
Al deze overwegingen zijn voldoende geweest om te besluiten om een gezamenlijk onderzoeksproject van de vier docentenopleidingen uit te voeren. Een bijzondere meerwaarde van het project is de toevoeging van twee externe begeleiders uit de VS: Ellen Winner en Lois Hetland. Hetland en Winner zijn beide als ervaren onderzoekers op het gebied van de arts education en assessment verbonden aan Harvard Project Zero, het langst bestaande onderzoeksproject of instituut in de VS op het gebied van de kunsteducatie.

In ons project gaat het om het ontwerpen van bruikbare vormen van beoordeling in de kunsteducatie. Elke docentenopleiding heeft daarbij een eigen invalshoek, maar er zijn aantal dingen gemeenschappelijk.  We richten ons ruwweg op de leeftijd 12 tot 18 jarigen en het gaat om de beoordeling van productieve kunsteducatie, dus het leren maken, uitvoeren, spelen, vormgeven etc. Het wordt vaak gezegd: in de kunstvakken gaat het bij beoordeling niet alleen om het product (in de vorm van eind voorstelling of beeldend product) , maar ook om het proces. Maar wat wordt bedoeld met het proces bij procesbeoordeling:  zijn dat vooral de tussentijdse producten en performances of gaat het dan meer om zaken als onderzoeksmatig gedrag, risico durven nemen en experimenteren? En hoe ga je om met  beoordeling van individuele leerlingen in groepsoptredens, zoals musiceren in een ensemble of een band?

Daarnaast gaat het in ons project niet alleen om summatieve beoordeling (dus ‘ assessment of learning”; voor een rapport, een toelating of een afsluiting), maar ook om formatieve beoordeling (assessment for learning; dus beoordeling die het leerproces moet bevorderen). Daarmee hangt samen dat in alle disciplines de reflectie van leerlingen op het eigen leerproces en het eigen product van wezenlijk belang wordt gevonden. Het gaat dan niet alleen om beoordeling door de docent maar ook en soms vooral om zelfbeoordeling. Reflectie is ook aan de orde in peer assessment : beoordeling door mede leerlingen. 

Beoordelingscriteria
Beoordeling kan allerlei vormen aannemen, maar in dit project gaat het vooral om het ontwikkelen van zogeheten rubrics. Die bestaan enerzijds uit een aantal beoordelingscriteria (die op proces of product betrekking hebben) en per criterium zijn een aantal (meestal vier of vijf) niveaus aangegeven (van beginner tot gevorderde, of van onvoldoende tot goed). De niveaus kunnen zijn aangeduid  in plussen en minnen, in cijfers, maar ook in tekst, waarmee concreet gedrag per niveau is omschreven. Tenslotte kunnen niveaus zoals we zullen zien ook visueel worden weergegeven, vooral om te grote taligheid te vermijden. Een andere vraag bij rubrics is hoe specifiek ze moeten zijn: is voor elke opdracht een speciale rubric nodig of kan een generieke rubric volstaan, voor een totale opleidingsduur en inhoud?
De criteria in de rubrics zijn vaak ontleend aan theorie. Zo hebben Ellen Winner en Lois Hetland een theorie over acht mentale vaardigheden, de zogeheten Habits of Mind,  die bij kunstvakken ontwikkeld worden. De rubrics die in het project zijn ontworpen baseren zich deels op deze theorie.  In de onderlinge discussies over wat rubrics kunnen meten  is naar voren gekomen dat er vaak  toch iets onbenoembaar blijft, dat we  ‘unrubricable’ kunnen noemen, of de ‘wow factor’  of in goed Nederlands: de kippenvel factor. Ook daar wordt in enkele beoordelingsinstrumenten een plaats voor ingeruimd.

Beoordeling moet niet iets zijn dat los staat van het eigenlijke onderwijs, een noodzakelijk kwaad achteraf dat van de eigenlijke onderwijstijd afgaat en daarom weinig of geen tijd mag kosten. We zijn in het project overtuigd geraakt van het belang van beoordeling als integraal onderdeel van het onderwijs, van wat onze Amerikaans begeleiders noemen, de noodzaak tot  ‘a culture of assessment’. 

Folkert Haanstra

De schijf van 5, 6 of toch maar 8

Verslag ontwerponderzoek voor een volginstrument Kunstvakken Primair Onderwijs

a PZIP project

Lois Hetland and Ellen Winner over het onderzoek in samenwerking met Harvard Project Zero

muziek

Beoordeling muziek in het voortgezet onderwijs

theater

Beoordeling van theaterlessen in het Voortgezet Onderwijs

dans

The Studio Thinking Framework in Dance Education:a research aimed at enhancing selfassessment at the 5 o’clock class.

Delen