Naar inhoud
 

Nieuwsbrief

Meld je aan

Dekoloniseer het kunstcurriculum

Op vrijdag 28 november was ik aanwezig bij het symposium Dekoloniseer het Kunstcurriculum in het Voortgezet Onderwijs. Voor mij was het bijzonder om het over ‘dekoloniseren’ te gaan hebben in die grote collegezaal op de 14e etage van de VU, waar ik meer dan tien jaar geleden het vak filmgeschiedenis volgde, waar we uitsluitend Europese en Amerikaanse films behandelden. Nooit bespraken we de ‘witte blik’, de kennisproductie, en altijd ‘frontaal’ onderwijs: de docent voor een groep studenten die college geeft en de kennis komt brengen. Om eerlijk te zijn was ik sceptisch. Maar ook benieuwd. Dekoloniseren als term gebruik je niet zomaar. Hoe zou dat ‘dekoloniseren’ eruit kunnen zien volgens de sprekers? En hoe zit het in het voortgezet onderwijs, waar ik weinig of niets vanaf weet?

Door: Rosa te Velde

De dag ving aan, ik was iets te laat. Ik stapte binnen op het moment dat een witte man deelde dat hij een witte man was. Goh!

Ik checkte bij mijn buurvrouw, hoe was de dag geïntroduceerd? Er was vast wel iets gedeeld over de intenties voor deze dag? Waarom ‘dekoloniseren’? Over hoe we met elkaar in gesprek gaan? Iets over ‘brave

space’? Of hoe gesprekken over dekoloniseren plaats hebben gevonden in de afgelopen jaren in Nederland en daarbuiten?

Nee. De dag was gewoon begonnen. De zaal zat vol en de deelnemers zaten keurig in rechte rijen in de collegebanken gewurmd. Een groep van zeker 80 overwegend witte vrouwelijke docenten en studenten uit het primair, voortgezet en hoger onderwijs. Geen verrassing natuurlijk. Maar hoe is het historisch zo gekomen dat een bepaalde groep mensen zich met kunsteducatie is gaan bezighouden? En: wat doet dat? En: hoeveel leerlingen en studenten zouden we gezamenlijk lesgeven, vroeg ik me af?

Een drietal sprekers presenteerde hun onderzoek en hun werk. Als eerste socioloog Ismintha Waldring over ‘belonging’ op de VU. Er was onderzoek gedaan naar ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ studenten (wat verstaan we daar eigenlijk onder en hoe problematisch zijn deze termen zelf?), en in welke mate zij zich thuis voelden, zich herkenden in hun docenten. Een van de vragen die voor haarzelf onbeantwoord was gebleven deelde ze: een groep rechts-populistische witte mannelijke studenten voelt zich op de VU systematisch buitengesloten. Wat moeten we daarmee? Er was geen tijd om hierover in gesprek te gaan. Jammer, want deze vraag komt in allerlei variaties telkens terug in het Nederlandse publieke debat, waar we de afgewaterde versie van ‘all lives matter’ of Trumps ‘both sides’ retoriek zouden moeten herkennen in onze polderdebatten. Hadden we deze vraag misschien wel kunnen beantwoorden als er een besef was geweest van de lange geschiedenissen van uitsluiting, macht en privileges? Als we een gezamenlijke motivatie hadden geformuleerd, met sociale rechtvaardigheid als doel?

De presentatie van Saïda Franken was van een heel andere aard; als witte moslim bekeerling met kunstacademieachtergrond – inclusief Bauhausreferentie naar Oskar Schlemmer’s Triadisch Ballet (1925) – had ze zich altijd verbaasd en druk gemaakt over het niveau en het gebrek van kunstlessen op islamitische basisscholen. Omdat expressie voor haar in haar eigen jeugd zoveel had betekend om zich te ontworstelen aan ouders (waarvan één met holocausttrauma), stortte ze zich op de mogelijkheden voor creatieve expressie op deze scholen. In haar presentatie gaf ze tips rondom de mogelijkheden om wél kunst te maken met Islamitische leerlingen. Ik kon me wel voorstellen dat deze presentatie voor sommige docenten nuttig was. Op de kunstacademies die ik ken, ben ik in de afgelopen jaren maar een paar studenten tegengekomen die Moslim zijn. De vraag waarom religie of spiritualiteit geen plek heeft op met name beeldende kunstacademies wordt nauwelijks besproken. Uit de presentatie van Saïda sprak haar enorme persoonlijke motivatie en betrokkenheid, wat me raakte. Toch bleef ik maar denken, wat betekent dit in relatie tot ‘dekoloniseren’? Wie komt wie nu vertellen wat kunst en creatieve expressie is? Welke en wiens standaarden van ‘goede kunst’ en expressie worden hier gehanteerd? Wat vinden de leerlingen er zelf van?

De derde spreker, emeritus professor Kitty Zijlmans waarschuwde voor een explosieve presentatie. En terecht. Alsof het niets was vloog ze door haar presentatie. Volgens Zijlmans hebben we een ‘mondiaal perspectief’ nodig. Kunst is van alle tijden, dus “alles [is] nevengeschikt”. Vergeet de chronologische volgorde, we moeten de breedte in (de wereld in) en dan pas de diepte in (geschiedenis).

Het gemak en de snelheid van haar verhaal viel me op. Maar ook miste ik de politieke en historische vragen: wat moeten we precies afleren, ontleren of opofferen? Welke pijn zit er achter de noodzaak om iets te veranderen? Hoe blijven bepaalde ideeën en ‘meetlatten’ over wat kunst eigenlijk is overeind en buiten schot? En hoe verhoudt hetgeen waar we het over hebben tot hoe we lesgeven?

Is een mondiaal perspectief hetzelfde als een dekoloniaal perspectief? Dat vond de gepensioneerde professor een goede vraag, maar ze had er geen antwoord op.

De noodzaak voor verandering in het kunstonderwijs werd pijnlijk duidelijk door de genereus gedeelde verhalen door leden van het jong OSCAM team, onder leiding van Marian Duff. Speciaal aangeschoven voor dit programmaonderdeel, stonden ze daar op een rijtje: zes jonge mensen die verschillende paden hadden bewandeld en bij OSCAM een plek hebben gevonden waar ze vrijheid en opluchting ervaren om te werken aan onderwerpen in een omgeving waar ze herkenning vinden. Een voor een legden ze heel precies uit wat er ontbreekt en misgaat in het kunstonderwijs op de middelbare school en ook daarna. Direct hierna vertrokken ze weer, want bij OSCAM werd die avond een nieuwe tentoonstelling geopend.

De rest van de middag bracht weinig goeds. Binnen de drie parallelsessies liepen de discussies hoog op. Op kritische vragen over de noodzaak om het te hebben over de pijnlijke geschiedenissen en de motivaties, raakte een van de deelnemers zichtbaar geïrriteerd: “kunnen we het nou eindelijk eens over dekoloniseren van het curriculum hebben?” Maar wat ‘dat’ is, wat daarbij komt kijken, daar hadden we geen gezamenlijk idee van. Iets met inclusie en diversiteit.

Hoe mooi was het geweest als we het hadden kunnen hebben over de slapeloze nacht die een van de aanwezige docenten had gehad van tevoren? Ze vreesde dat ze te horen zou krijgen dat alles wat ze al die jaren had gedaan fout was geweest. Gaandeweg voelde ze zich steeds comfortabeler, maar ze wist: er zijn moeilijke aspecten die we nu uit de weg gaan. Welke angsten zijn er, waar komen die vandaan, hoe delen we deze eerlijk met elkaar, en hoe kunnen we dan vervolgens nadenken over wat er echt nodig is? En waarom wordt dit als iets persoonlijks ervaren, terwijl we gevormd zijn door systemen, opvoedingen, opleidingen?

Een andere docent deelde dat ze een ‘vuurbal’ in haar buik had gevoeld tijdens de dag: de teleurstelling, de woede en ook het verdriet van deze gemiste kans. Er waren zoveel docenten bij elkaar, en nota bene iemand van het College voor Toetsen en Examens die de week erna aan de slag ging om de nieuwe eindtermen te formuleren voor het eindexamen.

De dag werd onrustig afgesloten. Misschien was dat de grootste winst; iedereen die aanwezig was heeft gevoeld: dit is niet voldoende. Pijnlijk was het moment dat een van de organisatoren deelde dat ze had getwijfeld over de term ‘dekolonisatie’ die volgens haar bijvoorbeeld Turkse studenten zou uitsluiten…

De term ‘dekolonisatie’ en ‘dekolonisering’ horen we tegenwoordig vaak. Hoe we dekolonialiteit bij het lectoraat Sociale Rechtvaardigheid en Diversiteit in de Kunsten gebruiken komt vanuit Abya Yala (wat we vandaag de dag Zuid-Amerika noemen); dekolonialiteit vertrekt vanuit het idee dat moderniteit/kolonialiteit doorwerkt in alle facetten van onze huidige levens: in onze dominante ideeën als het gaat om onszelf, hoe we ons behoren te gedragen, waar we ons wel of niet mee moeten bemoeien, onderwijs, onderzoek, kunst, burgerschap. Dekolonialiteit laat zien dat er andere leefwerelden bestaan die op basis van waarden van relationaliteit gebaseerd zijn.

Lees meer over dekolonialiteit en hoe wij het gebruiken binnen het lectoraat: https://www.ahk.nl/lectoraten/sociale-rechtvaardigheid-en-diversiteit-in-de-kunsten/5-pilaren/

Met dank aan nagesprekken met Jappe Groenendijk, docenten Ans Hom en Gina Sanches en studenten van de Breitner Academie.

Delen
 

Nieuwsbrief

Meld je aan