Verdieping zoeken in de praktijk: promoverende kunstvakdocenten
De master Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) kent een rijke onderzoekscultuur. Van de negen docenten van het kernteam zijn er twee bezig met het afronden van hun promotieonderzoek en zijn vier docenten reeds gepromoveerd. Emiel Heijnen en Melissa Bremmer zijn twee van die docenten. Ik ging met hen in gesprek over de invloed van hun onderzoek op het onderwijs en het curriculum van de master, de rol die ze daar zelf in spelen en het belang van het doen van onderzoek door kunstvakdocenten.
Door: Laura Kool
Na de door Bremmer afgeronde studies Schoolmuziek en Onderwijskunde kwam zij tijdens haar docentschap aan het Conservatorium van Amsterdam en de master Kunsteducatie in aanraking met de kenniskring van Folkert Haanstra, lector Kunst- en cultuureducatie en tevens docent en begeleider van onderzoek aan de masteropleiding. Bremmer: ‘Als er geen lector was geweest dan denk ik niet dat ik gepromoveerd zou zijn, hij is de drijvende kracht achter het doen van onderzoek door docenten.’ Bremmers onderzoek naar de rol van het lichaam van de docent bij het doceren van ritmische vaardigheden bij kleuters toont aan dat het lichaam in de kunstvakken, en dan met name de podiumkunsten, ontzettend belangrijk is in het doceer- en leerproces.
Heijnen kwam binnen in deze kenniskring met ervaring als docent in het voortgezet onderwijs en aan de Academie voor Beeldende Vorming: ‘De kenniskring van Folkert Haanstra is een plek waar gesproken wordt over onderzoek, je ontvangt er feedback over je werk.’ In zijn onderzoek ‘Remixing the Art Curriculum’ is een ontwerpmodel ontwikkeld waarmee kunstdocenten curricula en lessen kunnen ontwerpen. ‘Ik ben de oorspronkelijke principes van authentieke kunsteducatie gaan herzien op grond van ontwikkelingen die nu plaatsvinden in de visuele praktijken van jongeren en kunstenaars.’
Beide onderzoeken hebben een duidelijke link naar het onderwijs. Heijnen: ‘Het doel van mijn onderzoek was niet alleen een bijdrage leveren aan de wetenschap; ik heb een praktijktool ontwikkeld waarmee ik kunstdocenten handvatten geef voor innovatief curriculumontwerp. Ik hoop dat ze de praktijk daarmee kunnen vernieuwen.’ Het Stedelijk Museum en collectief Neue Welle hebben op basis van zijn onderzoek een nascholingscursus opgezet voor kunstvakdocenten, waar ze starten vanuit een tentoonstelling in het Stedelijk en daar omheen vervolgens lesmateriaal ontwikkelen voor hun eigen lespraktijk. Op 23 april aanstaande is er bovendien een symposium voor kunstdocenten waarbij een praktijkgerichte, Nederlandstalige versie van Heijnens proefschrift wordt gepresenteerd.
Bremmers onderzoek wordt voornamelijk in het hoger beroepsonderwijs toegepast. ‘Door mijn promotieonderzoek ga ik voor de opleiding Docent Muziek op het Conservatorium van Amsterdam een nieuwe module ontwikkelen. Daarin gaan studenten leren over de stroming “Embodied cognition” (een relatief nieuwe stroming binnen cognitiewetenschappen) en hoe belangrijk de lichamen van de docent en leerling zijn voor het muzikale leerproces.’ Over dit onderwerp heeft Bremmer ook een lezing gegeven voor pabostudenten. ‘Het onderwijs is heel talig en visueel ingesteld. Het lichaam lijkt minder belangrijk, terwijl de podiumvakken juist een lichamelijke basis hebben. Door zo’n lezing kon ik pabostudenten inzicht geven in de rol van de lichamen van de docent en leerling bij het leren van muziek.’ Daarnaast organiseerde zij samen met Carolien Hermans een symposium rondom het thema Embodiment in Arts Education.
Kunsteducatief ontwerp
De vaardigheden die Bremmer en Heijnen hebben ontwikkeld in hun praktijk en de uitkomsten van hun onderzoeken combineren zij ook in de modules die zij ontwikkelen voor de master. Zo doceren zij samen de module Kunsteducatief Ontwerp waarin de studenten een interdisciplinair, kunsteducatief lesprogramma ontwerpen en uitvoeren. Bremmer: ‘De studenten werken in een klein, interdisciplinair collectief aan een innovatief lesprogramma, gebaseerd op hedendaagse kunst.’
Heijnen: ‘In onze module gaan de studenten eerst brainstormen over de inhoud van hun lesprogramma vanuit hedendaagse kunstbronnen.’
Bremmer vult aan: ‘We zetten de kunstbron bij het ontwerpen van het lesprogramma centraal. Een kunstbron ontlokt namelijk al een bepaalde emotie bij de deelnemer en die ervaring is een heel krachtig startpunt voor het ontwerpen van een lesprogramma. Kunst in zichzelf wordt daarbij bijna een soort docent, het roept al veel reacties op bij deelnemers zonder dat jij daar iets aan hoeft te doen.’
Heijnen sluit zich daarbij aan: ‘Iedereen herkent het wel; je gaat naar een tentoonstelling, voorstelling of concert en je denkt als docent: hier kan ik een opdracht van maken. Dat is waar wij studenten in uitdagen.’ Hij noemt daarbij een voorbeeld uit de beeldende praktijk: de kunstfilm Der Lauf Der Dinge, waarin een reeks van kettingreacties een combinatie van bewegingen laat zien, momenteel te zien bij Kunsthal Kade in Amersfoort. ‘Dat is typisch een werk dat een opdracht eigenlijk al in zich draagt. Je hoeft als docent bij wijze van spreken niet veel meer te zeggen dan “dit gaan jullie nu ook doen”.’ Bij deze module gaat het erom dat studenten vanuit een groot idee aan de slag gaan en vervolgens pas de onderdelen van het ontwerp uitwerken. Heijnen: ‘Het ontwerpen van onderwijs wordt vaak voorgesteld als een lineair, puur analytisch proces en dat klopt in mijn optiek niet helemaal, al zeker niet bij de kunstvakken. Wij dagen studenten uit eerst vooral intuïtief en creatief te werk te gaan. Daarna pas wordt het lesprogramma systematisch onderbouwd vanuit de onderwijskundige theorie.’
Authentiek leren
Op de master wordt gewerkt vanuit het concept ‘authentiek leren’, het concept dat ook de basis vormt van het onderzoek van Heijnen. Authentiek leren betekent dat het onderwijs plaatsvindt in een realistische context waarin de lerende een actieve rol speelt, in interactie met anderen. ‘Dit concept hebben we tot de max uitvergroot in het nieuwe vak Projectburo van de master. Studenten krijgen vier complexe opdrachten waarmee ze zelf aan de slag gaan. Ze organiseren een symposium, maken een publicatie over een relevant kunsteducatief onderwerp, organiseren een lezingencyclus en bereiden een pitch voor een kunsteducatief project voor. Ze hebben zelf de regie over deze vier opdrachten, hebben een werkbudget en maken eigen beoordelingscriteria. Een docent van de master fungeert als begeleider en hoofd van het Projectburo.’
Beide docenten hebben met hun kennis en individuele achtergrond een specifieke invloed op het curriculum van de master. Daarnaast zijn zij ook gedreven onderzoekers. Bremmer: ‘In Nederland is er een gat tussen praktijk en theorie onder meer omdat er nog niet zo lang een onderzoekstraditie in kunsteducatie is. Pas sinds kort worden er hbo-masteropleidingen aangeboden waar door studenten onderzoek wordt gedaan.’
Heijnen: ‘Een hbo-bachelor opleiding leidt docenten op voor de kunsteducatieve werkvloer. Wat onderzoek daaraan kan bijdragen is dat je die praktijk kritisch beschouwt, maar je handelen ook beter leert onderbouwen. Je gaat het vanaf een ander niveau bekijken, je blikveld verbreden. Hiermee wordt het gat tussen theorie en praktijk kleiner.’ Onderzoek doen kan er dus voor zorgen dat je meer verdieping gaat zoeken in je eigen praktijk. Heijnen: ‘Een master is iemand die vanaf een grotere afstand analytisch naar de wereld kan kijken, wat verder van de praktijk af kan staan en de praktijk meer kan conceptualiseren.’
Bremmer sluit hierbij aan: ‘En ook vernieuwen, je gaat aan de slag met een onderwerp wat nog niet onderzocht is. Daarnaast ga je kritischer kijken naar de praktijk, een constructieve bijdrage leveren aan het verbeteren van het veld en een taal ontwikkelen om erover te spreken.’ En dit kan ervoor zorgen dat steeds meer kunstvakdocenten een bijdrage leveren aan het onderzoeksveld van Nederland.
Heijnen wijst ook nog op een andere tendens: ‘Toen de masters er nog niet waren, had je een paar hbo-docenten die onderzoek deden. Daarnaast had je de onderzoekers aan de universiteiten die bij wijze van spreken nooit een kwast of een muziekinstrument in hun handen hadden gehad. Deze onderzoekers gingen wel mede het kunsteducatieve beleid bepalen. Er zijn academici die dat prima kunnen, maar het is ook fijn dat er nu een groeiende groep kunsteducatieve experts is die zich in dit discours mengen.’
Kortom, kritisch kijken naar het kunsteducatieve werkveld is en blijft belangrijk. Door het doen van onderzoek en daarmee verdieping brengen in de eigen lespraktijk kunnen docenten hier een grote bijdrage aan leveren.
Verschenen in: Kunstzone 03, mei 2016
Promotieonderzoek Melissa Bremmer
Promotieonderzoek Emiel Heijnen
Website lectoraat Kunsteducatie